„Holocaust is bizar privilege”
AMSTERDAM - Het oneigenlijk gebruik van de term Holocaust is inmiddels een veel groter probleem dan het ontkennen ervan. Dat zei de spraakmakende Duitse schrijver en journalist Henryk M. Broder dinsdag in de Oude Lutherse Kerk in Amsterdam.
In de internationale politiek is het zelfs geen taboe meer om van de Palestijnse Holocaust te spreken, constateerde Broder op het afscheidssymposium van adjunct-directeur Hadassa Hirschfeld van het Centrum Informatie en Documentatie Israel (CIDI). „Vier miljoen Palestijnen beschouwen zich als het slachtoffer van een Joodse genocide. In het Midden-Oosten is het gebruikelijk om het optreden van Israël tegenover de Palestijnen te vergelijken met dat van de nazi’s in de Tweede Wereldoorlog.”Uit de mond van oud-premier Van Agt viel zaterdag te horen dat waar de bezetting van Nederland door de Duitsers vijf jaar heeft geduurd, Israël de Palestijnse gebieden nu al veertig jaar bezetten. Broder, tot voor kort verbonden aan Der Spiegel en de John Hopkins University: „Ik was geschokt, maar tegelijkertijd ook gerustgesteld. Blijkbaar is Duitsland toch niet het enige land waarin een dergelijk denkbeeld leeft.”
We moeten concluderen dat de Holocaust is verworden tot een „bizar privilege” en een statussymbool, aldus Broder. „Door je te presenteren als het slachtoffer ervan komen tal van voorrechten, zoals bijvoorbeeld een eigen staat in beeld.” Broder noemde die tendens gevaarlijk. „Zo ontken je de unieke positie van de Joden als het door God uitverkoren volk en ga je voorbij aan het karakter van de Holocaust.”
Hirschfeld liet zich in vergelijkbare woorden uit. Ze noemde de Holocaust „een willekeurig instrument in de handen van eenieder die onrecht ziet en daartegen meent te moeten strijden.” Net als Broder meent ook Hirschfeld dat Auschwitz en de Holocaust te allen tijde moeten blijven herinneren aan de gevaren van radicale vormen van antisemitisme. „We moeten Auschwitz niet op een voetstuk plaatsen. Wel moet Auschwitz het moreel-ethische ijkpunt blijven van de eenentwintigste eeuw.”
Hoogleraar Holocaust- en genocidestudies Houwink ten Cate wees erop dat vragen naar het waarom van de Holocaust steeds meer plaatsmaken voor vragen naar de feitelijke uitvoering, het hoe. „De betrokkenheid van de gewone man in Oostenrijk en Polen is steeds beter gedocumenteerd. In Oostenrijk deed in 1942 zelfs een club sportvissers aan de vernietiging van Joden mee.”
Zestig jaar na de oorlog is het toenemend besef dat iedereen zowel dader als slachtoffer van de Holocaust had kunnen zijn dus wel begrijpelijk, aldus Houwink ten Cate, „al zullen overlevenden niet snel op die manier op de Holocaust terugblikken. De gedachte dat iedereen slachtoffer kan zijn, is alleen te verdragen voor degene die het niet heeft meegemaakt.”
Onderzoekster Merel Boers verwelkomde het streven om op zoek te gaan naar de menselijke verhalen van zowel daders als slachtoffers rond de Holocaust. „De grootste uitdaging is om de Holocaust niet over anderen te laten gaan, maar over onszelf. Toen Haider in 1999 de macht greep in Oostenrijk stond Nederland op z’n kop. Inmiddels hebben wij onze Fortuyn, Nawijn, Wilders en ook Marijnissen, de man van eigen loodgieters eerst.”
CIDI-directeur Naftaniel schaarde zich achter Broder en deelde diens kritiek op Van Agt. „Het maken van ongepaste vergelijkingen met de Holocaust is het favoriete gezelschapsspel geworden van lieden die erop uit zijn Israël in een kwaad daglicht te plaatsen”, aldus Naftaniel.