Creatief in een tijd van vernietiging
JERUZALEM - Op het eerste gezicht lijkt het een gewoon museum. Sommige kunststukken zijn zwart-wit, andere helderrood en -blauw. Ze zijn teer zwak. Aan de muren hangen rijen landschappen, stadsgezichten en portretten.
Maar het is geen gewoon museum. De kunstenaars gebruikten hun creativiteit in een tijd van verwoesting. „De kunstenaars probeerden het verhevene te creëren in een periode van destructie, vernietiging van mensen en wat op het einde van de schepping leek”, zegt curator Yehudit Shendar van het Museum voor Holocaustkunst, een onderdeel van Yad Vashem. „Ondanks dat de schilders alles in het werk moesten stellen om in leven te blijven, beschikten ze over het vermogen kunst te maken.Het heeft te maken met het feit dat de geest van een mens niet gevangengezet kan worden. Je kunt prikkeldraad om een persoon spannen, maar niet om zijn geest. De geest wordt zo het terrein van de vrijheid. Dat is een zeer interessante gedachte. Op een bepaalde manier was dit de beste wijze van verzet, zonder dat de kunstenaars het zelf wisten of zo bedoelden.”
De curator kan zich voorstellen dat bezoekers geen verschil zien met andere musea. „Als je de werken ziet, doen ze niet onmiddellijk aan de Holocaust denken. Mijn reactie is: „Dit is inderdaad een museum als andere. In die tijd waren zij kunstenaars die gewoon kunst maakten. Wij hebben Holocaustkunstenaars van hen gemaakt.”
Testament
Een van de artiesten van wie werken in het museum hangen is Gela Seksztajn. Deze Poolse kunstenares woonde in het getto van Warschau. „Ze was betrokken bij wat we vandaag kunsttherapie zouden noemen. Ze werkte met kinderen. Ze probeerde het leven wat draaglijker voor hen te maken. Maar ze maakte zich geen illusies. Ze wist precies wat hun lot zou zijn.”
In 1946 werd in een blikken doos in het getto haar testament gevonden. Het document maakte deel uit van het ondergrondse archief dat in 1939 werd opgericht door de historicus dr. Immanuel Ringelblum. Ze schreef: „Terwijl ik op de grens tussen leven en dood sta en ik de zekerheid heb dat ik niet zal blijven leven, wens ik afscheid te nemen van mijn vrienden en werken.” Ze vervolgde: „Mijn werken laat ik na aan een Joodse museum dat na de oorlog gebouwd zal worden.”
Uit deze uitspraak blijkt volgens de curator dat ze een positieve houding had, hoewel ze aan de rand van de afgrond stond. „Ze geloofde dat de Joden zouden blijven bestaan en dat zij een museum zouden bouwen. Ze wilde dat de werken die ze achterliet, daar terecht zouden komen. De woorden van veel kunstenaars gingen verloren. Maar zij geeft een stem aan al die andere kunstenaars.”
Materialen
Toen de kunstenaars hun huizen moesten verlaten, namen ze hun materialen mee. Ze wilden met hun gereedschap blijven produceren. Dat kon bijvoorbeeld in de getto’s zijn. In Theresienstadt was een atelier waar kunstenaars konden werken. Daar moesten ze propagandastukken maken. Toch gebeurde het dat zij op clandestiene wijze objecten maakten die geen propaganda waren. In andere gevallen was het onmogelijk. Met geen mogelijkheid konden zij materialen meenemen naar kampen zoals Auschwitz.
Volgens de criteria van Yad Vashem is Holocaustkunst kunst van een Joodse of niet-Joodse kunstenaar die werd vervolgd in de periode van de Holocaust (1939-1945) in een gebied dat door de nazi’s werd bezet. De meeste artiesten overleefden de Holocaust niet.
De manier waarop de werken bleven bewaard, verschilt van geval tot geval. Soms waren er vrienden bij betrokken. Andere keren zagen kunstenaars kans ze te verbergen. Ze werkten op stukken papier, gebruikten pennen, potloden en houtskool. Vanwege de schaarste aan middelen, konden er slechts weinig olieverfschilderijen worden geproduceerd.
Atelier
De portretten zijn van mensen die in groot gevaar verkeerden en die beseften wat er om hen heen gebeurde. Dat geldt bijvoorbeeld voor mevrouw Erna Ingus. Jan Burka maakte een portret van haar. Hij werd geboren in Bohemen als zoon van een christelijke vader en een Joodse moeder. Het gezin was gedwongen Bohemen te verlaten vanwege de beperkingen die de Joden werden opgelegd en vluchtte naar Praag.
Toen de nazi’s in 1939 Praag bezetten, moest Jan Burka van school. Hij studeerde verder aan de kunstschool van de schilder Petr Kien voor Joodse studenten. In 1942 werd hij op 16-jarige leeftijd samen met zijn broer naar Theresienstadt gestuurd. Ze kregen een speciale status omdat ze ”Mischling” (kinderen uit een gemengd huwelijk) waren. Jan Burka zette op een zolder een atelier op om portretten te maken. Hij wilde naar de kunstacademie in Amsterdam. Hij oefende door portretten te maken en hij bestudeerde de kunst van Albrecht Dürer. Om een plek op school te krijgen zou hij toelatingsexamen moeten doen.
Jan Burka overleefde de oorlog. In Theresienstadt ontmoette hij een Nederlandse vrouw. Samen liepen ze na de Bevrijding naar Amsterdam. Hij was in 1945 een van de vijf studenten die op de school werden aangenomen. Tegenwoordig woont hij in de Provence in Frankrijk. Ook mevrouw Ingus overleefde de oorlog.
Synagoge
De ene kunstenaar is bekender geworden dan de andere. Werken van de twee beroemdste Holocaustkunstenaars -Charlotte Salomon en Felix Nussbaum- zijn aanwezig. Salomon maakte een serie gouaches genaamd ”Leben? Oder Theater?”. Het grootste gedeelte van haar werken is in het bezit van het Joods Historisch Museum in Amsterdam. Ze was zwanger toen ze in 1942 op 26-jarige leeftijd naar Auschwitz-Birkenau werd gezonden. Ze werd onmiddellijk na aankomst vermoord.
Shendar loopt naar een werk van Felix Nussbaum. Vier personen staan bij elkaar voor een krot, één staat apart. Volgens de Joodse traditie moeten er tien mannen bijeen zijn voor een gebed. De reden dat de helft er slechts is, is veelzeggend: de vijf anderen zijn verdwenen. Alle Joden dragen gebedsmantels. De schilder zelf is niet religieus. Maar plotseling ziet hij zichzelf geplaatst in dezelfde positie als de andere Joden. Hij wil deel worden van de congregatie, maar hij staat apart.
De zon verbergt zich achter een donkere wolk. Zwarte wolken zijn tekenen van onheil. Om duidelijk te maken dat de dood in de buurt is, heeft hij er zwarte roofvogels aan toegevoegd. De lege schoenen duiden erop dat de mensen er niet meer zijn. Een leeg blik laat zien dat er geen voedsel is. Het prikkeldraad geeft aan dat het gaat om een synagoge in een concentratiekampkamp.
Talent
De in Osnabrück geboren Nussbaum studeerde kunst in Hamburg en Berlijn. Hij kreeg een studiebeurs om in Rome verder te leren. In 1933 werd zijn beurs ingetrokken omdat hij Joods was. Hij en zijn vrouw Felka Platek gingen eerst naar Parijs en daarna naar Oostende en Brussel.
Hij werd gearresteerd nadat de Duitsers België bezetten. Hij werd naar het kamp Saint-Cyprien in Zuid-Frankrijk gezonden. Daar maakte hij zijn beroemde werk over de synagoge in het kamp. Het was zijn eerste schilderij met een Joods thema in vele jaren.
Nussbaum zag kans opnieuw naar België te vluchten. Vrienden hielpen hem aan materiaal en hij verwerkte Joodse thema’s in zijn kunst, waarmee hij zijn eigen lot en dat van zijn vervolgde broeders weergaf. In juli 1944 werden hij en Felka gearresteerd en naar Auschwitz gezonden, waar ze werden vermoord.
„Hij was een zeer universalistische artiest, die slechts goede kunst wilde maken. Hij werd het doelwit omdat hij Joods was. Hoe meer hij werd vervolgd, des te Joodser hij werd”, vertelt Shendar.
„Van Nussbaum hebben we gelukkig een werk. Je kunt in hem zien welk talent er verloren is gegaan. En hij was helaas niet de enige.”
Verhalen van overlevenden
Yad Vashem werd in 1953 door de Knesset, het Israëlische parlement, opgericht met het doel gegevens te verzamelen over de geschiedenis van het Joodse volk tijdens de Holocaust. Tijdens de Holocaust werden 6 miljoen Joden door de Duitse nazi’s en hun collaborateurs vermoord.
Yad Vashem is het bekendst om zijn historisch museum over de geschiedenis van de Holocaust. Het instituut heeft verder een Internationale School voor Holocaust Studies, een databank met namen van slachtoffers, een archief, een bibliotheek en een museum voor Holocaustkunst.
De instelling heeft zich onder andere ten doel gesteld de verhalen van overlevenden van de Shoah (het Hebreeuwse woord voor Holocaust) vast te leggen. Al tijdens de oorlog gebeurde dit in de getto’s van Warschau en Bialystok.
Toen Yad Vashem in 1953 werd geopend, waren er al 15.000 getuigenissen opgetekend in Europa en in Israël. De afdeling mondelinge geschiedenis van het archief heeft tot nu toe 45.000 getuigenissen verzameld. Deze zijn opgeschreven of opgenomen met een audio of videorecorder.
Sinds vorig jaar stellen de medewerkers van Yad Vashem de overlevenden in staat hun getuigenissen thuis af te leggen. Mensen die slecht ter been zijn hoeven niet naar een van de centra toe waar de documenten worden samengesteld. Vorig jaar werden op deze wijze 880 persoonlijke verhalen opgetekend. De mensen kunnen hun verhaal in verschillende talen kwijt.
Yad Vashem is momenteel bezig audio en videogetuigenissen te digitaliseren. Op deze wijze kunnen ze in de komende jaren openbaar gemaakt worden voor een breed publiek.