Zwoegen op plantennamen in Oude Hortus
UTRECHT - Waar vroeger groepjes studenten planten ontleedden, lopen nu belangstellende oma’s en kleinkinderen. In de opgeknapte kassen van de Oude Hortus in Utrecht draait het niet meer in de eerste plaats om bijzondere planten. „We willen tonen: zo zien ouderwetse kassen eruit en dit is de historie ervan.”
Precies honderd jaar bestaan ze dit jaar. Hoewel de Utrechtse kassen de laatste jaren een vervallen indruk maakten - ze zijn bij de bouw in 1907 beslist modern. Het complex bestaat dan uit compartimenten die het mogelijk maken verschillende klimaten na te bootsen op een klein oppervlak: zo kunnen zowel cactussen als tropische planten in de Utrechtse kassen leven.Vroeger liepen op deze plek -een paar honderd meter van de Dom- regelmatig zenuwachtige studenten rond, die mondeling examen moesten afleggen. Samen met een hoogleraar gingen ze de kassen in. De naambordjes van de planten waren van te voren omgedraaid. Zo testte de docent de kennis van zijn pupil. Kaswandelen heette dat onder studenten.
Nu staan er weinig bijzondere planten meer. Grote uitzondering is de Victoria amazonia, de imposante waterlelie die vorig jaar nog in bloei stond. De plant oogt iel in het fikse -originele- bassin, maar over een maand of twee zal het water vol reusachtige bladeren zijn, weet museummedewerkster Ineke Puijk. Zij is nauw betrokken bij het kassenproject.
In de kas erachter vullen een paar forse boomvarens van zo’n 3 meter hoog de ruimte. Met hun dikke stam en uitwaaierende bladerdek hebben ze de uitstraling van een palm. Iets verderop staan twee waaierpalmen, net iets kleiner. Langs de kanten groeien varens. „We willen het hier eenvoudig houden”, zegt Puijk. „Bijzondere planten kosten veel onderhoud en onze tuinman is maar een halve week in dienst.”
De kassen liggen achter het huidige Universiteitsmuseum aan de Lange Nieuwstraat. Wat opvalt is dat ze niet wit zijn, maar donkerbruin: hardhout.
Toen in 1964 in het buitengebied van de universiteit, de Uithof, nieuwe botanische tuinen werden aangelegd, raakte het complex in de binnenstad steeds meer in verval. „Het was een rommeltje”, zegt Puijk. Vrijwilligers hebben zich ingezet voor behoud van de kassen en de tuin.” De tuin is als gevolg daarvan in de jaren negentig opgeknapt, de kassen zijn pas nu aan de beurt. Een deel betaalt de Universiteit Utrecht, een deel Monumentenzorg en de rest van het benodigde geld komt uit fondsen.
Aan de wand van de corridor, die de verbinding vormt tussen de verschillende kasdelen, hangen oude verwarmingsbuizen. Ze zijn in het verleden wit gemaakt, maar de verflaag houdt de veelvuldige roestvlekken allang niet meer tegen. De nieuwe felgekleurde knopjes erop contrasteren met de vergane schoonheid. „Als je hierop drukt, hoor je geluidsfragmenten. Studenten, tuinmannen, laboratoriummedewerkers en anderen vertellen dan over hun ervaringen.”
Maar nu nog even niet, want in de kassen moeten de laatste puntjes nog op de i worden gezet. Zo snel mogelijk, want vanaf woensdag viert het Universiteitsmuseum feest, al is maandag pas de officiële opening. Belangstellenden kunnen voor het eerst de veranderingen in de kassen bekijken en voor kinderen is er een speurtocht.
Die valt in de smaak, zo blijkt. Een rondwandelende oma ontdekt dat het al laat in de middag is. „Zullen we maar eens weggaan?” vraagt ze haar kleinkind. Kleindochterlief reageert niet bijster enthousiast op het voorstel. Puijk is tevreden. „Kinderen vinden het wel wat hier”, vertelt ze zo’n beetje iedere collega die ze later die middag nog tegen het lijf loopt. „Misschien kunnen we de speurtocht in de zomervakantie weer uitzetten.”