Vorig jaar startte de regionale brandweer in enkele gemeenten in het verzorgingsgebied met een proef. Een uit twee speciaal opgeleide brandweermannen bestaande ’first responder-eenheid’ rukte bij een melding waarbij sprake was van gewonden, gelijktijdig uit met de ziekenwagen. De eenheid maakte daarbij gebruik van een als brandweerwagen uitgeruste personenauto. Die was naast allerlei brandweermateriaal ook ruimschoots voorzien van middelen om eerste hulp te bieden.

De hulpverleners rukten ook uit als er geen taak was weggelegd voor normale brandweereenheden. Het ministerie heeft vooral daarmee grote moeite, ontdekte Rooijmans. „Als we uitrukken voor bijvoorbeeld een beknelling en we verlenen eerste hulp, dan is er niets aan de hand. Maar als we alleen maar uitrukken om een gewonde te helpen, zou dat niet mogen.”

De proef verliep uiterst succesvol. De brandweer was gemiddeld 4,5 minuut sneller bij het slachtoffer dan de ambulance. In bijna de helft van de gevallen had dat een positief effect op de latere behandeling van het slachtoffer. „Elke minuut telt immers bij reanimatie of een ernstige bloeding. Bij aankomst van de ambulance nam het personeel daarvan in alle gevallen het werk over.”

Ondanks het succes stopte de brandweer met het experiment toen duidelijk werd dat het ministerie er moeite mee had. Volksgezondheid blijft ook na het nodige overleg van mening dat het verlenen van snelle eerste hulp is voorbehouden aan artsen en verpleegkundigen, aldus Rooijmans. „We zijn het daar mee eens. We willen evenmin een vervanging zijn voor de ambulance, maar in geval van nood moet iedereen hulp verlenen.” De brandweer beraadt zich nu of ze het dringend advies van het ministerie opvolgt.

„Misschien moeten we wel ongehoorzaam zijn. Het gaat tenslotte om het redden van mensenlevens”, aldus Rooijmans. Het inzetten van de speciale teams gaat volgens hem niet ten koste van de reguliere brandweerzorg.