Jeugdzorg erkent fouten rond familiedrama Roermond
Het Bureau Jeugdzorg in Roermond erkent dat er fouten zijn gemaakt bij de begeleiding van het Roermondse gezin, waarvan in juli zes kinderen bij een brand omkwamen. Het Bureau doet het boetekleed aan en belooft beterschap in een intern rapport.
Het rapport wordt vrijdagmiddag besproken in een vergadering van de commissie Welzijn, Zorg en Cultuur van de Provincie Limburg. Daarbij zijn alle bij het familiedrama betrokken organisaties, hulpverleners en instanties aanwezig.
Eerder al kwam de landelijke Inspectie Jeugdhulpverlening tot de conclusie dat de samenwerking tussen de hulpverleners niet deugde. In het verlengde daarvan geeft nu ook Jeugdzorg toe dat de twaalf bij het gezin Schouwenaar betrokken instanties en hulpverleners lange tijd langs elkaar heen werkten. „De afstemming en coördinatie van ieders betrokkenheid is laat op gang gekomen”, aldus het rapport. „Achteraf gezien kan terecht de vraag gesteld worden of die afstemming ook niet eerder op gang had moeten komen.”
Uit het stuk blijkt dat instellingen de problemen van het gezin te makkelijk doorschuiven naar andere instellingen en een afwachtende houding aannemen. Dat moet veranderen, blijkt uit het rapport. Jeugdzorg pleit nu voor een vorm van bemoeizorg, waarbij slechts een hulpverleningsinstantie verantwoordelijk is voor het motiveren van de ouders en het op gang brengen van hulp.
Jeugdzorg wijst op een grijs gebied tussen vrijwillige en gedwongen hulpverlening. Als de ouders geen zin hebben om vrijwillig mee te werken, zouden er meer juridische mogelijkheden moeten zijn om drang uit te oefenen, aldus Jeugdzorg. Het Bureau wil met alle bij het gezin betrokken instanties om tafel gaan zitten om betere afspraken te maken over toekomstige samenwerking.
Jeugdzorg raakte in februari 2000 betrokken bij het gezin Schouwenaar aan de Jupiterstraat in Roermond. Dat weigerde echter hulp, en Jeugdzorg wachtte af. Pas 2,5 jaar later, enkele weken voor de brand op 12 juli, schakelde Jeugdzorg de Raad voor de Kinderbescherming in. Op deze houding van Jeugdzorg was veel kritiek. Het Bureau omzeilt deze kritiek in zijn rapport feitelijk door vooral te wijzen op communicatieproblemen met andere hulpverleners en gebrekkige wetgeving.