De kroon
O, hoe zullen de rechtvaardigen in de hemel pralen, als in het fijnste goud van Ofir, aan de rechterhand van hun Bruidegom. Hij zal hen de kroon op het hoofd zetten. Het is de kroon der gerechtigheid, die de Rechter der gerechtigheid hun op die dag zal geven.
Dan zal de maan schaamrood en de zon beschaamd worden als de Heere alleen op de berg van Sion zal heersen. Gods kinderen zullen dan blinken als de zon in het koninkrijk van hun Vader. Dan zal het onderscheid gezien worden tussen de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen, tot spijt en beroering van alle goddelozen. Dan zal de rechtvaardige met grote vrijmoedigheid staan voor het aangezicht van hen die hem verdrukt en zijn moeite veracht hebben.En zij dit ziende, zullen met grote vrees beroerd worden en zullen zich ontzetten over de grote zaligheid. Zij zullen zeggen: Deze was het die wij dikwijls bespot hebben. Wij hielden zijn leven voor razernij en zijn einde ongelukkig. Maar wat heb ik mij vergist. Nu is uitgerekend hij onder Gods kinderen en ik verkeer in smart.
Tevergeefs zal echter hun klacht zijn. Men zal zeggen: U hebt uw deel in dit leven gehad. Daarom worden zij vertroost en u lijdt smart in de hel. Maar de rechtvaardigen zullen rusten in Abrahams schoot.
David Knibbe, predikant te Leiden (Het oordeel Gods over Zijn huis, 1682)