Bot teleurgesteld in Noorse politiek
DEN HAAG - Minister Bot van Buitenlandse Zaken is teleurgesteld dat de Noorse politiek geen brood ziet in het sturen van extra troepen naar Kabul.
Dat heeft hij vrijdag na afloop van de ministerraadsvergadering gezegd. De Noorse coalitiepartij Socialistisch Links weigert mee te werken aan uitzending van troepen naar het zuiden van Afghanistan. Een besluit van het Noorse kabinet om 150 commando’s naar Kabul te sturen, bracht de coalitie deze week aan de rand van de afgrond.De kans dat Noorwegen Nederland in 2008 aflost in de Afghaanse provincie Uruzgan is daarmee minimaal geworden. Sowieso lijkt de aflossing door Noorwegen ook militair niet haalbaar, bleek vrijdag uit uitspraken van Noorse deskundigen in deze krant.
Bot bezocht vorige week zijn Noorse collega Støre om hem te vragen of Noorwegen vanaf 2008 de Nederlandse militairen in Uruzgan willen aflossen. Hij lichtte toen ook Noorse parlementariërs in over het werk van de Nederlanders in de zuidelijke Afghaanse provincie. De bewindsman had zelf het gevoel dat die positief reageerden op zijn verhaal. „Dat maakte ik op uit de lichaamstaal.”
Volgens Bot moet zijn opvolger Verhagen de moed niet opgeven en het over bijvoorbeeld een halfjaar nog eens bij de Noren proberen. Die zijn al actief in het noorden van Afghanistan. Bot heeft er begrip voor dat de Noren huiverig zijn voor de uitzending van troepen naar het gewelddadiger zuiden. „Wij hebben er zelf ook lang over gediscussieerd.”
Het is overigens niet alleen de taak van Nederland om opvolgers voor de missie in Uruzgan te vinden. Dat moeten de NAVO-partners gezamenlijk doen. Een vergadering van ministers van Defensie in het Spaanse Sevilla vorige week leverde echter geen harde toezeggingen op voor Uruzgan.
De Nederlandse militairen in Uruzgan gaan hun werkwijze iets aanpassen, maakte commandant H. van Griensven bekend. De militairen gaan eerst de huidige positie in de omgeving van Poentjak versterken. Pas daarna breiden ze hun invloed langzaam aan verder uit over de provincie.
Minister Kamp van Defensie kan zich helemaal vinden in die strategie, zei hij vrijdag. „Nederland zet de voeten even stevig op de grond en gaat dan pas verder.” Dat de militairen zich langzamer door Uruzgan kunnen verspreiden dan gepland, wijt hij aan een gebrek aan Afghaanse militairen en agenten die de taken van de Nederlanders op termijn moeten overnemen.
Nederland pleit al tijden in Kabul voor een betere doorstroming van het geld voor de agenten in Uruzgan. Het probleem van een gebrek aan voldoende lokale en provinciale Afghaanse bestuurders geldt ook voor buurprovincies Helmand en Kandahar.