Buitenland

Abu Nidal stierf als zijn slachtoffers

Voordat Osama bin Laden van zich deed spreken, heette ’s werelds meest gezochte terrorist Abu Nidal. De Palestijnse extremist, die geboren werd als Sabri al-Banna, zaaide van het begin van de jaren zeventig tot het begin van de jaren negentig dood en verderf.

Buitenlandredactie
20 August 2002 09:01Gewijzigd op 13 November 2020 23:45

Zijn naam werd in verband gebracht met aanslagen van Brussel tot Bombay en van Parijs tot Pakistan. Hij stierf, vorige week, zoals veel van zijn slachtoffers: door kogels.

Joden en westerlingen waren de voornaamste doelwitten van Abu Nidal, maar ook Arabieren en naaste medewerkers van Yasser Arafat moesten het ontgelden. Abu Nidal streefde naar niets minder dan de totale uitwissing van de staat Israël; iedereen die het met de Joodse staat op een akkoord wilde gooien werd zijn vijand.

Tot de beruchtste wapenfeiten van Abu Nidal behoren de gelijktijdige aanslagen op de ticketbalies van de Israëlische maatschappij El Al op de luchthavens van Rome en Wenen op 27 december 1985. Achttien mensen werden gedood en 120 personen raakten gewond.

Zijn bekendste slachtoffer was Salah Khalaf of Abu Iyad, Arafats vriend en plaatsvervanger als PLO-leider. Khalaf werd twee dagen voor het uitbreken van de Golfoorlog in januari 1991 vermoord in zijn appartement bij het toenmalige PLO-hoofdkwartier in Tunis. Ook het hoofd van de veiligheidsdienst van de PLO, Hayel Abdel Hamid of Abu Hol, werd gedood.

Een andere geruchtmakende aanslag was de poging tot moord op de Israëlische ambassadeur in Londen, Shlomo Argov, in juni 1982. Het was voor Israël de aanleiding om Libanon binnen te vallen voor een drie maanden durende belegering van Beiroet om Arafat en de zijnen te verdrijven uit hun bolwerk, dat een staat binnen de staat Libanon was geworden.

Sabri al-Banna werd in mei 1937 geboren als zoon van een welgestelde handelaar in Jaffa in het toenmalige Britse protectoraat Palestina. Het gezin bezat een landhuis met achttien kamers en 2400 hectare sinaasappel- en olijfgaarden eromheen. Toen de Arabisch-Israëlische oorlog in 1948 uitbrak en de staat Israël werd gesticht, vluchtten de al-Banna’s met vele andere Palestijnen naar Jordanië. Ze bleven bijna een jaar in een vluchtelingenkamp en vervielen van grote welstand in abjecte armoede, een ervaring die de jonge al-Banna vervulde met een bitterheid die hem zijn hele leven bij zou blijven.

Hij ging naar Caïro om werktuigbouwkunde te studeren, maar maakte zijn studie niet af en ging werken als leraar. Hij werd actief in de Palestijnse politie en trouwde een Palestijnse vrouw, Hiyan al-Bitar. Hun eerstgeboren kind werd Nidal gedoopt, Arabisch voor ”strijd”. Volgens Arabisch gebruik liet Sabri al-Banna zich Abu (vader van) Nidal noemen.

Na de Arabische nederlaag in de Zesdaagse Oorlog van 1967 sloot hij zich aan bij de PLO en werd hij een naaste bondgenoot van Arafat. Maar Arafat was volgens hem te slap en hij brak met hem in 1974.

Na de breuk vertrok hij naar Irak, maar hij bleef rondtrekken, zowel voor zijn eigen veiligheid als om hand- en spandiensten te verrichten bij de interne vetes van de Arabische wereld. Van Irak verhuisde hij naar Syrië en vervolgens naar Libië. In augustus 1998 werd gemeld dat hij zich in Egypte bevond voor een medische behandeling, al dan niet onder arrest. Een halfjaar later was hij, via zeker twee andere landen, weer terug in Irak.

De PLO veroordeelde hem bij verstek ter dood, waarna een stammenoorlog volgde met schietpartijen in Londen, Parijs, Beiroet, Istanbul en Karachi. Handlangers van Abu Nidal vermoordden Britse diplomaten in Athene en Bombay en gezanten van Arafat in Brussel, Rome en Lissabon.

Een van de eerste terreuraanslagen op het conto van de groep van Abu Nidal was het opblazen van een vliegtuig van PanAm op het vliegveld van Rome in december 1973, waarbij 32 passagiers omkwamen. Het jaar daarop bliezen ze een TWA-toestel op boven de Egeïsche Zee, waarbij alle 88 inzittenden omkwamen. Een kaping van een PanAm-toestel in Karachi in 1986 had 22 doden tot gevolg. In september van dat jaar vielen schutters van Abu Nidal een synagoge in Istanbul aan tijdens de sabbatviering, waarbij 22 Joden omkwamen en zes anderen gewond raakten.

Volgens onbevestigde berichten voerde de groep van Abu Nidal ook opdrachten uit voor diverse regimes, waaronder die van Irak.

Van zeker 1974 tot 1983 genoot Abu Nidal onderdak in Irak. Hij moest het land verlaten toen Saddam Hussein -die toen in oorlog was met Iran- toenadering zocht tot de Verenigde Staten. Hij verhuisde naar Iraks aartsrivaal Syrië, waar hij tot 1986 kon blijven, totdat het Westen president Hafez al-Assad ertoe wist te bewegen terroristen het land uit te zetten. Libië werd zijn volgende thuishaven, maar sinds 1999 zou hij weer in Bagdad hebben gewoond, waar hij vorige week mogelijk door zelfmoord aan zijn eind is gekomen.

Abu Nidal was een meester in vermommingen die zich zelden liet fotograferen, die zijn uiterlijk door plastische chirurgie zou hebben laten veranderen en die naar verluidt door kanker was verminkt. Volgens veiligheidsfunctionarissen in Jordanië had Abu Nidal sinds halverwege de jaren tachtig ook ernstige hartklachten. Hij zou drie openhartoperaties hebben ondergaan, één keer zelfs in de Verenigde Staten waar hij heen was gereisd op een vals paspoort op naam van een Saudische prins.

Zijn organisatie werkte onder verschillende namen: de Abu Nidal Organisatie, de Arabische Revolutionaire Brigades en de Revolutionaire Organisatie van Socialistische Moslims. De ineenstorting van het communisme in Oost-Europa bezorgde hem logistieke problemen: hij gebruikte Polen en andere Oostbloklanden als uitvalsbases. Maar de zwaarste klap moest hij incasseren toen Irak, zijn voornaamste geldschieter, de Golfoorlog van 1991 verloor en als gevolg van de economische sancties van de Verenigde Naties verarmde.

Tot spectaculaire acties kwam Abu Nidal vrijwel niet meer. Zij aanhangers hadden nog kantoren in enkele Palestijnse vluchtelingenkampen in Libanon, maar zij kwamen enkel nog in het nieuws door vuurgevechten met andere Palestijnse groepen, zowel pro- als anti-Arafat, in het kamp Ein al-Hilweh bij Sidon. Hun laatste geruchtmakende aanslag was de moord op een Jordaanse diplomaat in Beiroet in 1994, het jaar waarin Jordanië vrede sloot met Israël.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer