Dat heeft Eurostat, het in Luxemburg gevestigde bureau voor de statistiek van de EU, maandag bekendgemaakt. In juni liet de geldontwaarding een niveau van 1,8 procent aantekenen. Hoewel er een versnelling is opgetreden, blijft het gemiddelde in de regio met de gemeenschappelijke munt onder de 2 procent, het percentage dat de Europese Centrale Bank (ECB) als bovengrens hanteert om te kunnen spreken van prijsstabiliteit.

Een jaar geleden lag de inflatie op 2,6 procent. In de EU als geheel, dat wil zeggen inclusief de drie landen die niet deelnemen aan de monetaire unie, trok het tempo aan van 1,6 procent in juni tot 1,8 procent in juli.

Nederland is de lidstaat met de op een na hoogste uitkomst: 3,8 procent. Alleen Ierland doet het met 4,2 procent momenteel slechter op dit punt. Griekenland en Portugal melden elk 3,6 procent. De beste prestatie wordt geleverd door Duitsland (1,0 procent), op de voet gevolgd door België en het Verenigd Koninkrijk (beide 1,1 procent).

De prijsontwikkeling vormt een belangrijke graadmeter voor de ECB bij het vaststellen van het rentebeleid. Het voornaamste officiële tarief bedraagt sinds enige tijd 3,25 procent. Aanvankelijk bestond op de financiële markten de verwachting dat president Duisenberg en zijn medebestuurders in het derde kwartaal zouden besluiten tot een verhoging tot 3,5 procent. Inmiddels hebben de meeste analisten echter hun prognose bijgesteld. Zij denken nu dat die maatregel tot in de loop van 2003 op zich zal laten wachten.

Reden voor de gewijzigde inzichten is de tegenvallende economische groei. Deskundigen rekenen thans voor dit jaar op een toename van het bruto binnenlands product (bbp) in het eurogebied van 1,0 procent, terwijl zij eerder 1,4 procent haalbaar achtten. Het tragere herstel van de conjunctuur zal de ECB waarschijnlijk terughoudender maken ten aanzien van een opwaartse aanpassing van de rente.