Bonhoeffer blijft boeien
Titel: ”De kerk lost niets op. Bonhoeffer over de relatie tussen kerk en wereld”
Auteur: Gerard Dekker
Uitgeverij: Ten Have, Kampen, 2006
ISBN 978 90 259 5701 8
Pagina’s: 144
Prijs: € 14,90;
Titel: ”Dietrich Bonhoeffer. De uitdaging van zijn leven en werk voor nu”, red. dr. G. C. den Hertog en dr. B. Kamphuis
Uitgeverij: De Vuurbaak, Barneveld, 2006
ISBN 978 90 5560 355 8
Pagina’s: 91
Prijs: € 14,90.Aan de lange reeks van boeken en artikelen die gewijd zijn aan de jong overleden theoloog Dietrich Bonhoeffer (1906-1945) zijn dit jaar weer twee nieuwe titels toegevoegd. En dit zullen in het Nederlandse taalgebied wel niet de laatste zijn, want deze diepzinnige denker, slachtoffer van de naziterreur, blijft boeien. Alleen al de omvang van zijn nagelaten werken, zestien forse delen plus een registerband, in totaal ongeveer 10.000 bladzijden, wekt verwondering.
De godsdienstsocioloog dr. Gerard Dekker schreef al eerder over Bonhoeffers visie op de Kerk (”Het zout der aarde”) en publiceerde nu ”De kerk lost niets op. Bonhoeffer over de relatie tussen kerk en wereld”. Het boek is voorzien van een inleiding van dr. Frits de Lange, hoogleraar ethiek te Kampen, die bekendstaat als een bewonderaar van Bonhoeffer en ook meermalen over hem heeft gepubliceerd.
Opdracht van de kerk
De titel die dr. Dekker aan zijn boek heeft meegegeven roept negatieve gedachten op. Toen ik het boek ter hand nam, dacht ik: Wat zou de auteur daarmee bedoelen? Het motto maakte het al direct duidelijk. Ik druk het in zijn geheel af, omdat het de gang van het betoog aangeeft en omdat het belangrijk is om een zuiver zicht te hebben op de roeping van de Kerk: „Het denken dat van menselijke problemen uitgaat en van daaruit naar oplossingen vraagt, moet overwonnen worden; het is onbijbels. Niet van de wereld naar God, maar van God naar de wereld gaat de weg van Jezus Christus en daarom de weg van alle christelijk denken. Dat betekent dat het wezen van het evangelie niet bestaat uit het oplossen van wereldlijke problemen en dat daarin ook niet de wezenlijke opdracht van de kerk kan bestaan.” Veel acties van kerken en van de Wereldraad van Kerken komen door deze visie in een twijfelachtig licht te staan.
Dekker gaat in op de gedachten van Bonhoeffer over de verhouding van kerk en wereld. Gemakkelijk te volgen zijn deze niet, vooral niet omdat hij zich beperkt tot wat Bonhoeffer in de twee jaren van zijn gevangenschap hierover geschreven heeft. Dat is onaf, fragmentarisch. Zijn ”Ethik” is onvoltooid gebleven en zijn talrijke brieven bieden geen afgeronde dogmatische verhandeling, wel belangrijke gedachten, stellingen, motieven.
Heel verduidelijkend is wat de auteur schrijft over de éne werkelijkheid waarmee de christen te maken heeft in de door God geschapen wereld. Daarin gelden vier ”mandaten”: het mandaat van de arbeid, het mandaat van het huwelijk, het mandaat van de overheid en het mandaat van de kerk. Dit laatste houdt niet in het oplossen van de vele problemen die zich in de wereld voordoen, maar „de werkelijkheid van Jezus Christus in verkondiging, kerkelijke ordening en christelijk leven daadwerkelijk te laten worden.”
Open houding
Hoe Bonhoeffer de verhouding tussen kerk en wereld zag is niet helemaal helder. Daar zitten tegenstrijdige momenten in. Bonhoeffer ziet wel dat het avondland kerkvijandig en Christusvijandig is geworden. Anderzijds breidt hij de verzoening door Christus zó ver uit dat zij de hele wereld omvat. Zij is de door God geliefde en verzoende wereld. Daarom behoort de kerk de wereld lief te hebben. Op dit punt houd ik mijn grote reserves. Ook komt deze open houding van de kerk naar de wereld toe in een spanningsvolle verhouding te staan met Bonhoeffers nadruk op het bewaren van het geheimenis (”arcanum”) van de kerk.
Het boek laat echter, zonder dat Dekker dit met zoveel woorden naar voren brengt, uitkomen dat de annexatie van Bonhoeffer door liberale, vrijzinnige theologen er volkomen naast is. Citaat op citaat uit het werk van deze diepe denker toont dit aan. „Wat ook het woord van de kerk aan de wereld zij, het kan alleen wet en evangelie zijn.” ”Wet en evangelie” staan gecursiveerd, omdat deze alle nadruk hebben. De kerk heeft het Evangelie van Jezus Christus en het heil dat in deze naam begrepen is te betuigen. Zij heeft de verlossing door Hem te betuigen en dat is wezenlijk iets anders dan dat zij zich inzet voor de oplossing van de problemen van de wereld. Doet zij dit toch, dan vergeet zij dat dit niet strookt met het wezen van het Evangelie.
De leden van de kerk echter hebben krachtens hun van God gegeven mandaat „er te zijn voor anderen” en zich in te zetten voor de wereld. Het boek ”De kerk lost niets op” is een goede gids om toegang te krijgen tot de bepaald niet gemakkelijk te volgen gedachten van Bonhoeffer over de kerk in de wereld en het christen-zijn in de kerk en in de wereld, zoals hij die in zijn laatste levensfase broksgewijze naar voren bracht.
Persoonlijk geloof
De tweede publicatie over Bonhoeffer komt uit een andere kerkelijke hoek. Het is het boekje ”Dietrich Bonhoeffer. De uitdaging van zijn leven en werk voor nu”. Het bevat -in meer of minder bewerkte vorm- de vier lezingen die op 4 februari 2006, honderd jaar na de geboorte van Bonhoeffer, gehouden zijn tijdens een symposium aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn. De lectores en hun onderwerpen waren dr. B. Kamphuis (”Christus in het midden”), drs. C. C. den Hertog (”Navolging en kerkstrijd”), dr. J. W. Maris (”De kerk tussen geheimenis en getuigenis”) en dr. G. C. den Hertog (”Een ’doopbrief’ als testament”).
Dr. B. Kamphuis, hoogleraar aan de theologische universiteit van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), stelt dat de triniteitsleer bij Bonhoeffer „nogal zwak” ontwikkeld is. De breedte van de triniteitsleer kan voorkomen dat het Evangelie versmald wordt tot de verlossende relatie tussen Jezus en ons en dat wij behoed worden voor een eenzijdige concentratie op de Persoon van Jezus. Bonhoeffers ”Nachfolge”, hoe indrukwekkend ook, had aan betekenis gewonnen, aldus de auteur, wanneer die trinitarisch was uitgewerkt.
Drs. C. C. en Hertog, christelijk gereformeerd predikant te Boskoop, laat licht vallen op Bonhoeffer in de kerkstrijd en noemt als sleutel voor het verstaan van het radicale standpunt dat Bonhoeffer tegen het nazisme in de Duitse kerk innam het onderscheid tussen goedkope en kostbare genade.
Dr. J. W. Maris, hoogleraar aan de universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken, wijst op de beslissende betekenis van persoonlijk geloof bij Bonhoeffer. Hij leefde uit de geheimenis van Christus, in gebed en een zich volstrekt houden aan het Woord van God, iets wat door theologen als J. A. T. Robinson totaal is miskend. „De kerk bestaat in de eenheid van geheimenis en getuigenis. Dat is haar waarachtigheid”, aldus dr. Maris, geheel in de geest van Bonhoeffer.
Doopbrief
De bijdrage van de Apeldoornse hoogleraar dr. G. C. Den Hertog is beduidend langer dan de andere bijdragen. Hij bespreekt de ’doopbrief’ die Bonhoeffer in mei 1944 vanuit de gevangenis schreef aan zijn petekind Dietrich Bethge, het zoontje van zijn vriend en latere biograaf Eberhard Bethge. Bethge was getrouwd met Renate Schleicher, een dochter van Rüdiger Schleicher (die veertien dagen na Bonhoeffer door de nazi’s is omgebracht) en Bonhoeffer zuster Ursula.
In een mooie uiteenzetting, met nogal wat zijwegen, schetst de auteur hoe Bonhoeffer als het ware twee zielen in zijn borst had: die van de liberaal-protestantse cultuur, vertegenwoordigd in zijn vader -die hoogleraar psychiatrie was, een Berlijnse collega van de Weense Sigmund Freud-, en de meer kerkelijke, enigszins piëtistische adellijke moeder. In zijn doopbrief schetst hij voor zijn achterneefje met heel positieve waardering het milieu waarin hij opgroeide (het ”Bildungsbürgertum”), en waarvan de kleine Dietrich ook erfgenaam zou zijn.
Belangrijk is dat de Apeldoornse hoogleraar kort en krachtig uiteenzet wat Bonhoeffer heeft bedoeld met de „religieloze mens”, die hij zag als de mens van de nabije toekomst. Hij bedoelde daarmee niet religie in de betekenis die Calvijn daaraan gaf, maar de mens die, mondig als hij is, zichzelf goed kan redden in de wereld, maar God alleen nodig heeft waar zijn mogelijkheden ophouden. Het Woord van God weigert Christus tot ’gatenvuller’ te maken. Het spreekt de mens aan in het leven hier en nu, maar dit is toch slechts het ”voorlaatste”. Het ”laatste”, het beslissende en uiteindelijke, is het Koninkrijk van Christus, waarop wij wachten.
Het is goed dat in dit kleine boek wordt aangetoond hoe in de doopbrief én in Bonhoeffers leven „de aristocratie van de eigen familie en het eigenlijk christelijke (…) met elkaar verweven zijn.” Voor een eerste of nadere kennismaking met Dietrich Bonhoeffer zijn beide boeken heel geschikt.