Een vraag
Dit hoofdstuk bevat een omstandig verhaal van de bekering tot het christendom van een zekere Cornelius, een Romeins hoofdman. Deze Cornelius was van geboorte een Romein, een jodengenoot. Deze hoofdman was een bekeerde man en aangenaam bij God.
De Heere, Die een beloner is van hen die Hem zoeken, beloonde ook het geloof en de gehoorzaamheid van deze man. Hij schonk hem het Evangelie van Zijn Zoon Jezus Christus, waardoor hij kennis nam van het feit dat de beloofde Messias, die hij verwachtte, reeds gekomen was. Want er staat geschreven dat zijn gebeden en aalmoezen ter gedachtenis waren gekomen voor God. Niet als verdienste, maar om anderen aan te moedigen.Deze heilige man verwachtte de vertroosting Israëls. Om deze reden krijgt hij in een gezicht te zien dat hij de apostel Petrus moet ontbieden. Daaruit mogen wij leren dat de Heere een grote achting heeft voor zijn eigen inzettingen, dat is: de bediening van het Evangelie.
De apostel Petrus krijgt ook een gezicht tot hetzelfde doel. We zien hieruit dat de Heere klaarheid geeft over hetzelfde doel, zowel bij de leraar als bij het volk dat hem roept.
Thomas Halyburton, predikant te St. Andrews (”Het groot aanbelang der zaligheid”, 1747)