„Solidariteit in het dorp is er nooit te veel”
UTRECHT - De leefbaarheid in kleine plattelandsdorpjes staat onder druk. Winkels sluiten de deuren, openbaar vervoer bereikt de vlekken slechts sporadisch. Toch is er een oplossing, denken betrokkenen. De inwoners moeten simpelweg de handen ineenslaan. „Als iedereen bij de supermarkt in het dorp koopt, kan die wel degelijk openblijven.”
Komen er Franse toestanden in Nederland, waarbij kleine dorpen op het platteland langzaam maar zeker uitsterven en verworden tot bouwvallen? Jan Hermsen van de Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen (LVKK) schudt resoluut zijn hoofd. „Zulke dingen hebben we hier nooit gehad en ze zullen hier ook niet komen. Het platteland in Nederland is vitaler dan in sommige andere delen van Europa. Dat komt misschien doordat we hier niet de écht afgelegen dorpjes kennen, waarvoor je uren door wuivende zonnebloemvelden moet rijden.”Gezin stichten
Toch is er reden tot zorg, vindt de vereniging. In de landelijke politiek staat de problematiek van kleine dorpen bij geen enkele partij hoog op de agenda. „Bij de laatste verkiezingen was er zelfs in niet één verkiezingsprogramma iets over terug te vinden. Hoogstens binnen de confessionele partijen zijn er mensen te vinden die zich als persoon inzetten voor de leefbaarheid van de kleine kernen.”
Dat is vreemd, vindt Hermsen, want in andere landen en zeker ook op Europees niveau staat de problematiek wél hoog genoteerd. Het kwijnende Europese platteland is daar een hot item. En terecht, vindt de LVKK. „Kijk alleen maar naar het probleem van de vergrijzing. Starters kunnen in Nederland bijna geen woningen meer betalen in kleine kernen.” Dat probleem valt ook I. Palies op, betrokken bij de deze week opgerichte Utrechtse Vereniging voor Kleine Kernen. „Natuurlijk moeten beschermde dorpsgezichten worden geconserveerd, maar de boel moet ook leefbaar blijven. Dus moet je zorgen voor jonge mensen die een gezin kunnen stichten. Voor hen is het wonen in een kleine kern nu zo goed als onmogelijk.”
Ook het probleem van verdwijnende voorzieningen -van bank tot supermarkt tot bushalte- maakt de kleine kernen er niet leefbaarder op, weet Palies. „Het voortbestaan van de Spar in Schalkwijk, waar ik woon, staat op de tocht. Het is nu van belang om er met z’n allen boodschappen te blijven doen. Want het is erg verleidelijk om even naar Houten te rijden. Maar koopt iedereen op het dorp, dan kan zo’n zaak wel degelijk openblijven.”
Import
De oplossing zit dan ook in de onderlinge solidariteit, daarvan zijn zowel Palies als Hermsen van de landelijke vereniging overtuigd. „Je houdt de winkels samen open en als het echt niet anders kan, sluit je ze ook samen”, zegt de laatste. „Met dat gemeenschappelijk bewustzijn kunnen kleine kernen blijven bestaan.”
De toevloed van stedelingen die wél huizen in de kleine dorpjes kunnen bemachtigen, zorgt echter niet automatisch voor een toename van de solidariteit. Eerder ontstaat er een tweedeling, merkt Hermsen. „Solidariteit is er nooit voldoende. Zeker niet als import de mooie boerderijen komt opkopen, dat wringt altijd een beetje met wat de autochtonen willen.”
Een reden te meer om volop in te zetten op solidariteit, vindt de vereniging. Hermsen: „Kijk naar Koudum in Friesland, dat onlangs de Europese dorpsvernieuwingsprijs heeft gewonnen. Daar hebben ze de koppen bij elkaar gestoken en onrendabele stukken grond gekocht die nu door goede investeringen hun geld dubbel en dwars hebben opgebracht. Met dat geld doen ze weer allerlei dingen voor het dorp, de school restaureren en zo. Zo kan het dus ook.”
„Saamhorigheid hoort vanouds bij de kleine kernen”, zegt de Utrechtse gedeputeerde Kamp, die kleine kernen in haar portefeuille heeft. Afgelopen week haalde ze de vertegenwoordigers van kleine kernen bij elkaar om te praten over leefbaarheid. Voor projecten, die de kernen zelf aandragen, is in Utrecht bijna 2,4 miljoen euro beschikbaar. „Dat de laatste winkel dichtgaat in een dorp, kan ik niet voorkomen. De plannen moeten van de mensen zelf komen. Maar als wij dan kunnen ondersteunen, doen we dat graag.”