Leerschool in het uithouden met jezelf
ZEIST - Deelnemen aan een leefgemeenschap vergt veel van iemand, zo bleek vrijdag tijdens een studiedag over leefgemeenschappen in Zeist. „Het is een opgave om het met jezelf te kunnen uithouden.”
De studiedag werd georganiseerd door de christelijke hogeschool en toerustingcentrum De Wittenberg te Zeist ter gelegenheid van het afscheid van bestuurslid Hans Vuijk. Vuijk maakte bijna dertig jaar deel uit van het bestuur en was jarenlang een van de drijvende krachten van de school. Omdat de studenten aan De Wittenberg intern zijn, is ook hogeschool De Wittenberg een leefgemeenschap.Drs. W. Dekker, docent aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE), hield een lezing met als titel: ”Leefgemeenschap in een postmoderne samenleving”. Hij stelde dat in deze tijd velen zich eenzaam en machteloos voelen tegenover het oergeweld en het klimaat waar de mens steeds minder greep op lijkt te hebben. Mensen kunnen zich verloren voelen te midden van een grote mensenmassa in winkelcentrum Hoog Catharijne. Ze zoeken houvast buiten zichzelf. De postmoderne mens doet dat door zichzelf een god te maken. Het is een god die antwoord moet geven op zijn verlangens, behoeften en angsten. Er zijn ook mensen met zo’n god die zich in een klooster of een andere leefgemeenschap voor zichzelf voor een retraite terugtrekken. „Als je dat doet, gebruik je de leefgemeenschap voor jezelf”, vindt Dekker.
Hoe moet het dan wel? Volgens Dekker gaat het erom God te laten Wie Hij is en je in alle omstandigheden aan die God toe te wijden. Dat betekent dus niet alleen de Bijbelgedeelten lezen die goed uitkomen, maar ook de stukken die je niet prettig vindt. „Als je alle psalmen leest, schrik je soms van Wie God is. Ik ontdek dat ik elke keer weer moet nadenken hoe ik God moet dienen en het leidt telkens weer tot verrassingen.”
Voor een goede leefgemeenschap is niet alleen een juist Godsbeeld maar ook een goed mensbeeld nodig, aldus Dekker. In een leefgemeenschap zijn mensen door God aan elkaar gegeven. Het is een gave en een opgave om de ander te aanvaarden. De gemeenschap is er niet alleen als het leuk is, maar ook als het moeilijk is. Hij noemde als kernwoorden verdraagzaamheid, lankmoedigheid en vermaning. „Je moet zelf iemand zijn om deel te kunnen uitmaken van een gemeenschap en je moet je niet uitleveren aan de groep. Het is een opgave om het met jezelf te kunnen uithouden. Daarom heb je tijd nodig voor jezelf.”
Dekker gelooft dat mensen die het in een leefgemeenschap met anderen kunnen uithouden toegerust zijn om het in de maatschappij met allerlei mensen te kunnen uithouden. Hij vroeg de aanwezige studenten op De Wittenberg aangeleerde structuren in de maatschappij vast te houden, om zo de vrijheid in de maatschappij aan te kunnen.
De tweede spreker, ds. R. Koning, predikant in de Protestantse Kerk in Nederland te Putten, heeft een tijd in een leefgemeenschap doorgebracht. Hij heeft de laatste tijd nogal wat boeken gelezen over mensen die het leven in een leefgemeenschap niet aankunnen en erachter komen hoe kwetsbaar ze zijn. Hij zei dat mensen in leefgemeenschappen hun donkere kant tegenkomen en dat velen hier stranden. Mensen kunnen niet opschieten met anderen in de gemeenschap en ze raken geïrriteerd. „Durf je de weg van de diepte en kwetsbaarheid van jezelf aan te gaan? Ben je in staat je te laten dragen in je kwetsbaarheid?” zo vroeg hij.
De Puttense predikant verwees naar priester en auteur Henri Nouwen, die een prachtige carrière opgaf om deel uit te maken van een leefgemeenschap. Hij kwam daar thuis, maar raakte er toch in een crisis. „Het was geen foute keus van hem, maar het kwam doordat de leefgemeenschap de kwetsbaarheid blootlegde. Je moet in staat zijn je kwetsbaarheid te benoemen. Samen leven is elke dag Goede Vrijdag en Pasen. Het is door de diepte van het leven heen durven gaan en samen de vreugde ervaren. Dan ontdekt je wat genade is: wat God geeft en wat mensen voor elkaar kunnen betekenen. Leefgemeenschappen vormen mensen.” Het is goed als iedereen in zijn leven enige tijd deel uitmaakt van een leefgemeenschap, zo vond ds. Koning.