Herman Bode (1925-2007)
DE MEERN - De woensdag overleden vakbondsman Herman Bode wordt wel gezien als de laatste échte arbeider in het FNV-bestuur. Zijn emotionele woorden bij protesten tegen de bezuinigingsplannen van het kabinet begin jaren tachtig werden legendarisch: „Willen we naar de Dam? Dan gáán we naar de Dam.”
Bode was vakbondsman in hart en nieren en geldt als een van de gezichtsbepalende leiders in de historie van de rooms-katholieke arbeidersvereniging.De markante bondsbestuurder werd op 16 april 1925 in Oldenzaal geboren. Zijn leerschool voor het latere werk in de vakbeweging stond in de Twentse textielsector. Op zijn veertiende ging hij met zijn vader naar de fabriek om weefgetouwen te poetsen. Twee jaar later ondervond hij aan den lijve hoe zwaar het werk in ploegendiensten was.
Na de oorlog wilde Bode pertinent niet terug naar de weeffabriek en liet hij zich omscholen tot elektrotechnicus. In die jaren werd hij ook actief bij de vakvereniging, bij de rooms-katholieke metaalwerkersbond St. Eloy, onderdeel van het toenmalige Nederlands Katholiek Vakverbond (NKV).
Als loononderhandelaar en bondsbestuurder van de rooms-katholieke NKV stemde hij in 1981 in met de fusie met het socialistische NVV (Nederlandse Verbond van Vakverenigingen) van Wim Kok. In de daaruit ontstane Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) werd Bode vicevoorzitter. Dat zou hij blijven tot aan zijn pensioen in 1985.
Bode was fel voorstander van betere sociale omstandigheden voor de arbeiders en voor de zwakkeren in de samenleving. Hij was lid van de KVP, maar stapte na een partijloos tijdperk over naar de PvdA.
In zijn ogen lag de oorzaak van vele misstanden in de maatschappij bij het kapitalistische systeem, dat de scheve sociale verhoudingen, in zijn optiek veelal misstanden, veroorzaakte waarvan hij zo wars was. Hij verweet werkgevers „altijd te grijpen en te graaien.” Vechten voor de rechten van de zwakkeren was volgens de bevlogen Bode de voornaamste taak van de bond.
Bode verzette zich fel tegen bezuinigingsplannen van de kabinetten Van Agt en Lubbers omdat die in zijn ogen een nieuwe arme klasse creëerden. Hij leidde tevens het verzet tegen aantasting van de automatische prijscompensatie, wachtdagen in de Ziektewet en eigen bijdragen in het ziekenfonds. Ook werd hij bekend om zijn gewonnen staking midden jaren zestig in de Rotterdamse scheepsbouw om de arbeiders van een maandloonstelsel te voorzien.
Bode stond bekend om zijn emotionele optreden. Onrecht kon hij niet verkroppen. In kwade buien liep hij rood aan. Zweetparels verschenen dan op zijn voorhoofd. Kenmerkend voor hem waren de woorden die hij richtte tot de demonstranten in Amsterdam die wegens de bezuinigingsplannen van het kabinet begin jaren tachtig naar de Dam wilden: „Willen we naar de Dam? Dan gáán we naar de Dam.”
Ook na zijn pensioen in 1985 bleef Bode zich inzetten voor kerkelijk-sociale organisaties, zoals De arme kant van Nederland en arbeidspastoraat DISK. Ook was hij actief in de strijd tegen het apartheidsbewind in Zuid-Afrika.