Slapen onder de luidklok
Het huis vormt een buffer tussen het nietig aards gewemel en de gewijde stilte van het godshuis. Het geluid van de koperen bel aan de voordeur haalt het niet bij het gebeier dat de woning op een zondagochtend omsluit. Wonen in de oksel van de Utrechtse Janskerk moet een veilig gevoel geven.
Het is een bijzonder gezicht. Een langgerekt bakstenen huisje met vierkante ramen en groene luiken dat lijkt te schuilen in de schaduw van majestueuze kerkmuren. Boven de deur toont een fraai glas-in-loodraam de beeltenis van het Lam Gods. Dezelfde afbeelding prijkt ook boven de ingang van de Janskerk. Onder één raam staat een kale struik vol blikjes, papier en gebroken glas. Dit is hartje Utrecht.De groene deur zwaait open. Althans, de linkerhelft daarvan. Een niet al te breed persoon kan precies door de opening. Het gangetje erachter, voorzien van authentiek marmeren tegels in zwart-witmotief, is krap. Een smalle trap leidt naar de eerste woonlaag, het domein van Piet Pols.
Die trap moet met beleid worden beklommen. Vroeger waren de mensen niet zo lang. Bovenaan splitst hij in tweeën. Links bevinden zich toilet en douche, rechtsaf gaat het richting woonkamer en keuken. Een sanitair bezoek is hier een heksentoer. Veiligheid voor alles, dacht Pols en verzon een ingenieuze oplossing: een scharnierende plank die hij over het trapgat kan laten zakken, en een extra leuning.
Bibliothecaris
Pols is sinds twee jaar de trotse bewoner van het huisje tegen de zuidgevel van het laatgotische koor van de Janskerk. De koster/beheerder -„Nee, niet van de Janskerk”- huurt de woning van het Stedelijke Dienstencentrum van de Protestantse Gemeente Utrecht. De twee verdiepingen althans. Op de begane grond kookt een traiteur zijn maaltijden. Pols mag gratis meegenieten van de geur. Samen delen ze een lage, boogvormige kelder onder het huis.
Pols weet weinig van de historie van het pand. Het dienstencentrum evenmin. Een duik in de bibliotheek levert op dat de woning in 1641 tegen het koor is aangebouwd en bestemd was voor de bibliothecaris van de stadsbibliotheek. Die was in die dagen gesitueerd in het koor. Het huisje werd in de jaren zeventig van de vorige eeuw grondig gerestaureerd, net als de Janskerk. Alles bleef intact, tot en met de scheve raamkozijnen. De vitrage is per raam op maat gemaakt, vertelt Pols. „Er is trouwens wel meer scheef, de vloer bijvoorbeeld. En ik moet alles scheef aan de muur hangen, zelfs de klok. Lastig, want die loopt steeds niet.”
De woonkamer van Pols heeft een vrij laag plafond met balken. In feite is het een kamer en suite, waarbij originele schuifdeuren met glas in lood de afscheiding vormen. Ze zijn uitbundig versierd, in een omlijsting van groen en goud schilderwerk. Opvallend is de vorm van de kamers. De linkerzijmuur loopt recht, de rechter volgt de grillen van de kerkmuur. Dat levert op rij een brede voorkamer, een trapezevormig achterkamertje en een hoekig en smal keukentje op. „Vreemd hè”, zegt Pols. „Maar ook wel heel leuk eigenlijk.”
Stadsgewoel
De schuiframen aan de voorkant bieden een fraai uitzicht op het Janskerkhof en de Korte Jansstraat. Pols blikt er ’s avonds steevast even neer op het altijd drukke stadsgewoel. Aan het lawaai is hij gewend. „De straat is mijn wekker”, zegt hij. „Als de bussen niet meer rijden, mis ik ze.”
De trap naar de tweede verdieping is nog smaller dan de eerste. „Ja, dit is link hoor”, waarschuwt Pols. Het dakraam in de schuine slaapkamerwand toont een ander raam: dat van de Janskerk. Op een handbreed afstand. Door een klein raampje aan de andere kant zijn de Dom én het torentje van de Sint-Willibrordkerk zichtbaar. Wie hier staat, weet waarom Utrecht ”kerkenstad” wordt genoemd.
Schrikt Pols trouwens niet wakker van het gebeier van de luidklok, vlak boven zijn hoofd? „Nee hoor, ze kerken hiernaast pas om elf uur, dan ben ik allang op.”