Vriendschap en verraad in Kabul
Ze moeten even warmlopen, de deelnemers van de Utrechtse kring. Ze drinken koffie, ze praten wat over hun leeservaringen van de afgelopen tijd - Anna Enquist, Margriet de Moor. Voorzichtig aan starten ze daarna met een rondje meningen over ”De vliegeraar”. Maar een uur later beginnen de vonken er toch vanaf te spatten. „Wat een clichés schrijft die Hosseini”, vindt de een. „Juist niet”, vindt de ander, „bij mij slaat de spanning helemaal toe.”
De lerares, de uitgever, de leerlingbegeleidster, je haalt ze er zo uit. Ieder heeft -ondanks een brede blik- z’n eigen stokpaardjes. De een gaat het vooral om het verhaal, de ander maakt zich druk om mooie en lelijke zinnen, de derde stort zich op de psychologie van de hoofdpersonen. Maar allemaal zijn ze wel van mening dat ”De vliegeraar” een mooi boek is. Nou vooruit, redelijk mooi - kritiekpunten blijven er altijd.De kring is deugdelijk voorbereid. Er zijn gesprekspunten opgesteld, aantekeningen gemaakt, er is zelfs een interview met de auteur opgeduikeld. „Het deel van het boek dat zich in Amerika afspeelt is nogal autobiografisch, lees ik hier. De schrijver is zelf ook als jongen vanuit Afghanistan naar de Verenigde Staten gekomen. Maar de rest van het verhaal heeft hij wel verzonnen.”
Als lezer krijg je waarschijnlijk wel een goed beeld van Afghanistan in heden en verleden, denken de kringleden. Ook al zijn ze er zelf dan nooit geweest. „Niet in Kabul tenminste”, zegt Corry Boogaard, „wél in Pakistan. Daar zie je ook veel jongens en mannen met zo’n petje, zoals op de omslag van het boek. Met zo’n rolletje. Het hele straatbeeld vind ik wel leuk beschreven in dit verhaal.” Dicky Palland: „De schrijver heeft er natuurlijk zelf ook vijftien jaar gewoond, dat merk je.”
Vredig
Eigenlijk vindt iedereen het eerste deel van het boek -dat zich in het Afghanistan van vóór de Russische inval in 1979 afspeelt- het mooist. Anneke van Toor: „Dan is alles nog zo vredig, zo puur. Later in het verhaal is dat radicaal over, dan wordt het gewelddadig, verscheurd.” Daar zijn de anderen het niet helemaal mee eens. Dicky: „Nou, zo vredig is het aan het begin ook niet. Neem die Assef, die van alles uitspookt met z’n boksbeugel…” „En wat dacht je van de eerste zin?” vraagt Riet de Jonge. „Op mijn twaalfde ben ik geworden wat ik nu ben. Dan weet je meteen dat het niet zo blijft als in het begin.”
Zulke ’voorspellende’ zinnen blijkt overigens niet iedereen te waarderen. Een enkele vooruitwijzing is tot daaraan toe, maar al die uitleg die de schrijver meent te moeten geven… Corry bladert naar pagina 54 en leest voor: „Hassan glimlachte terug. „Dat weet ik,” zei hij. En zo zijn mensen die alles menen wat ze zeggen: ze denken dat anderen dat ook doen.”
De kring hoort het aandachtig aan - wat is er precies mis met dat stukje? „Die laatste zin had hij gewoon moeten schrappen, die stoort me erg. Hij is echt zo’n schrijver-opvoeder die het wel even zal uitleggen voor de lezers.” De andere kringleden voelen het probleem niet helemaal mee. Dicky: „Ik vind het juist wel knap. Zo’n zin, daar ga ik over nadenken: is dat echt zo, dat eerlijke mensen eerlijkheid van anderen verwachten?”
Ander voorbeeld dan. „Dit is een mooi stukje”, zegt Anneke. „Baba hield van het concept Amerika. Wat hem een maagzweer bezorgde, was het wonen in Amerika.” De een vindt het prachtig opgeschreven, de ander ergert zich er juist aan. Corry is niet onder de indruk: „Ik lees dat meer als een cliché.” Riet kan het wel waarderen: „Bij mij slaat de spanning dan helemaal toe.” „Het probleem is dat zulke zinnen te veel voorkomen”, zegt Anthon Bel. „Het is een mooi boek, meeslepend, maar het zou aardig zijn als er wat meer in geschrapt was. Er komen trouwens ook veel te veel toevalligheden in voor.”
Gezond
Inhoudelijker wordt het gesprek als het gaat over de vriendschap tussen de twee hoofdpersonen, Hassan en Amir. „Voor jou doe ik alles”, zegt Hassan tegen Amir. Ontzettend trouwhartig. Maar als je dat wilt toepassen op het echte leven, mag je er best een kritische kanttekening bij maken, vindt Dicky: „Is dat nou gezond in een vriendschappelijke relatie? Dat je tegen de ander zegt: Voor jou doe ik alles? Volgens mij is dat gewoon slecht!”
Anthon vindt Hassan te mooi om waar te zijn. „Als je zulke dingen zegt, ben je toch wel onwaarschijnlijk goed. Maar de karaktertekening vind ik in het algemeen niet zo sterk. Neem die vader, die zo rechtvaardig lijkt - maar later komt er een heel ander beeld van hem naar voren. Je wordt er niet goed wijs uit.” Corry: „De karakters zijn te zwart-wit om geloofwaardig te zijn.”
Terug naar het probleem van de vriendschap. Het is toch helemaal niet goed als de een alles voor de ander doet? Dat is toch niet gelijkwaardig meer? Ja, maar de twee hoofdpersonen zíjn ook niet gelijkwaardig, zegt Riet. Hassan is in feite de bediende van Amir. „Maar toch heeft hij wel de ruimte om zichzelf te zijn”, denkt Anthon. „Een slaaf is hij niet, hij heeft later toch ook de vrijheid om gewoon weg te gaan?” Anneke: „Je moet het ook in z’n context zien. Hassan zegt dat als hij die vlieger voor Amir gaat zoeken, en hij weet heel goed wat die vlieger eigenlijk betekent: de liefde van z’n vader.”
Ouders
Dat is het grootste probleem van de hoofdpersoon, denkt Riet: hij moet voortdurend presteren om de aandacht van zijn vader te trekken. Toch is hij ook gestempeld door het moment dat hij -op z’n twaalfde- zijn vriend in de steek laat, vinden de anderen. Natuurlijk, zegt Dicky, die ene ingrijpende gebeurtenis is heel belangrijk geweest. „Maar hoe komt het dat die jongen zich zo gedraagt, dat hij niets doet om zijn vriend te helpen? Dat heeft een diepere oorzaak. Hij voelt zich z’n hele leven schuldig, want hij denkt: Mijn moeder is in het kraambed gestorven, ik heb haar dus gedood, hoe kan mijn vader dan nog van me houden? Daar komt alle ellende uit voort.”
„Maar als je kijkt naar wat hij in feite meemaakt, moet je toch zeggen: dat kind heeft helemaal niet zo’n dramatische jeugd gehad,” vindt Corry. Maar Dicky laat zich niet overtuigen: „Wat voor liefde heeft hij nou helemaal gekend? Ik blijf erbij dat het echt niet zo fijn was.” Anneke: „Hij hoort z’n vader tegen een vriend zeggen dat hij tegenvalt, dat hij niet is wat zijn vader van hem verwacht had. Dat heeft toch een enorme invloed, dat moet je niet onderschatten.” Dicky: „Ook in ons land en in onze kring komen dergelijke dingen voor. Soms hoor ik het jongeren zeggen: Alles kan ik van mijn vader krijgen, behalve tijd en aandacht.”
Of het dan ooit goed komt met zo’n jongen, vragen de kringleden zich af. „De vraag is op een gegeven moment: Wat doe je met je verleden? Amir heeft geprobeerd dat weg te stoppen, en hij komt er achter dat dat niet helpt.” „Maar hoe werkt het dan? Je zegt: Ik ben vervormd door wat ik meegemaakt heb, ik heb dat onder ogen gezien, en nu is het opgelost?” „Ik denk het niet, eerlijk gezegd.” Toch lukt het de hoofdpersoon om zijn schuldgevoel om te zetten in een positieve daad. „Hij onderneemt iets, hij vlucht niet langer weg, hij zorgt voor de zoon van Hassan. Daarmee maakt hij het dus echt goed.”
Hassan met zijn katapult
Assef schoof de boksbeugel op zijn hand. Wierp me een ijzige blik toe. ‘En jij bent een deel van het probleem, Amir. Als idioten als je vader en jij die mensen niet in huis haalden, zouden we ze nu al kwijt zijn. Dan zouden ze allemaal in Hazarajat zitten wegrotten, waar ze thuishoren. Je bent een schande voor Afghanistan.’
Ik keek in zijn waanzinnige ogen en wist dat hij het meende. Hij was echt van plan om me pijn te doen. Assef stak zijn vuist in de lucht en kwam op me af.
Ineens was er achter me een geflits van snelle bewegingen. Uit mijn ooghoek zag ik Hassan vooroverbuigen en snel weer overeind komen. Assefs ogen schoten naar iets achter mij en gingen wijd open van verbazing. Ik zag diezelfde verbijsterde blik op het gezicht van Kamal en Wali toen ook zij zagen wat er achter me gebeurd was.
Ik draaide me om en stond oog in oog met Hassans katapult. Hassan had het brede elastiek helemaal naar achteren getrokken. In de holte zat een steen ter grootte van een walnoot. Hassan hield de katapult recht op Assefs gezicht gericht. Zijn hand trilde door de kracht van het weggetrokken elastiek en op zijn voorhoofd stonden zweetdruppels.
‘Laat ons alstublieft met rust, agha’, zei Hassan op vlakke toon. Hij had Assef ‘agha’ genoemd, en ik vroeg me even af hoe het moest zijn om te leven met zo’n ingeslepen besef van je plaats in de hiërarchie.
Assef knarsetandde. ‘Leg dat neer, moederloze Hazara.’
‘Laat ons alstublieft met rust, agha’, zei Hassan.
Assef glimlachte. ‘Misschien is het je niet opgevallen, maar wij zijn met z’n drieën en jullie met z’n tweeën.’
Hassan haalde zijn schouders op. Voor een buitenstaander zag hij er niet bang uit. Maar Hassans gezicht was mijn eerste herinnering en ik kende alle subtiele nuances ervan, kende elk trekje dat er ooit over gegleden was. En ik zag dat hij bang was. Hij was heel erg bang.
‘U hebt gelijk, agha. Maar misschien is het u niet opgevallen dat ik degene ben die de katapult vasthoud. Als u ook maar één beweging maakt, moeten ze uw bijnaam veranderen van Assef de Oreneter in Eenogige Assef, want ik richt deze steen op uw linkeroog.’ Hij zei het zo vlak dat zelfs ik me moest inspannen om de angst te ontwaren waarvan ik wist dat die achter die rustige stem schuilging.
Assefs mond vertrok. Wali en Kamal stonden met een zekere fascinatie naar deze uitwisseling te kijken. Iemand had hun god uitgedaagd. Hem vernederd. En het ergste van alles was dat het die magere Hazara was. Assef keek van de steen naar Hassan. Hij zocht ingespannen Hassans gezicht af. Wat hij daar aantrof moet hem ervan overtuigd hebben dat het Hassan ernst was, want hij liet zijn vuist zakken.
‘Ik moet je waarschuwen, Hazara’, zei Assef ernstig. ‘Ik ben een geduldig mens. Dit is nog niet afgelopen, neem dat van me aan.’ Hij keerde zich naar mij om. ‘En voor jou is het ook niet afgelopen, Amir. Op een dag zorg ik dat jij tegenover mij komt te staan.’ Assef deed een stap terug. Zijn discipelen volgden zijn voorbeeld.
‘Je Hazara heeft vandaag een grote fout gemaakt, Amir’, zei hij. Toen draaiden ze zich om en liepen weg. Ik keek hoe ze de heuvel af liepen en achter een muur verdwenen.
Hassan probeerde de katapult met trillende handen in zijn broekband weg te stoppen. Zijn mondhoeken krulden omhoog in een poging tot een bemoedigende grijns. Pas bij de vijfde poging kreeg hij het touw van zijn broek gestikt. Geen van beiden zeiden we veel toen we angstig naar huis terugliepen, bij elke hoek die we omsloegen ervan overtuigd dat Assef en zijn vrienden in een hinderlaag lagen. Dat was niet zo en dat had ons een beetje gerust moeten stellen. Maar dat deed het niet. Helemaal niet.
Literatuurkring in Utrecht
Zes leden heeft de literaire kring die op deze pagina aandacht krijgt. Vijf vrouwen en een man. „We zijn jarenlang met z’n vieren bij elkaar gekomen, maar vorig jaar hebben we er twee nieuwe mensen bij gekregen”, vertelt Dicky Palland, docente Frans aan het Van Lodensteincollege in Amersfoort.
„Ruim twintig jaar geleden kwamen twee docenten, Berend Haitsma en Piet van de Wege, met het voorstel om een literatuurkring te starten. Zij nodigden een aantal vrienden uit om mee te doen, vrienden die elkaar kenden van de CSFR of van de gereformeerdegemeentekring in Utrecht. Sindsdien zijn er mensen afgegaan, andere mensen bijgekomen. Anneke van Toor, Corry Boogaard en ik zijn nog van het eerste uur. Tegenwoordig is het geen kring meer met een speciale achtergrond, behalve dan dat we een refoclub zijn.”
In de loop van de jaren is de vergaderfrequentie afgenomen. „De eerste tijd kwamen we ongeveer acht keer per jaar bij elkaar. Al vrij snel werd dat zes keer, en de laatste jaren vergaderen we maar vier keer per jaar. Vroeger vooral in Zeist, de laatste tijd in Utrecht. En altijd ook een keer per jaar in Den Haag, bij Anneke. Die woont namelijk vlak bij het strand. Corry en ik gaan dan eerst een eind wandelen, daarna eten bij Anneke en ’s avonds houden we de kring.”
Drie van de zes deelnemers werken in het onderwijs, een heeft dat vroeger ook gedaan, maar is inmiddels huisvrouw, de andere twee zijn uitgever en verpleegkundige. Alleen de laatste is deze avond niet aanwezig.
Meestal is er één persoon die de avond wat extra voorbereidt, verder ontwikkelt het gesprek zich spontaan. „We houden geen lange inleidingen. We bekijken hoe het boek geschreven is, en we bespreken de karakters en de relaties tussen de hoofdpersonen.” Technische details komen aan bod, maar het accent ligt op de persoonlijke confrontatie met levensvragen. „Wij vinden de kring heel belangrijk, ook voor ons werk.”
Het boek: ”De vliegeraar”
Geschikt voor streekromanhuisvrouwen én literatuurvreters, vond een van de vele jubelende recensenten. ”De vliegeraar” van Khaled Hosseini heeft in het Nederlands inmiddels tientallen drukken beleefd.
Het boek vertelt over de vriendschap tussen de jongens Amir en Hassan in Kabul. Amir is een Pahstun, een afstammeling van de Moguls, terwijl Hassan, een jongen met een hazenlip, een Hazara is, in dienst bij de familie van Amir.
Ze hebben een ongelijk soort vriendschap: Hassan zet Amirs ontbijt klaar, zorgt voor zijn kleding en beschermt hem als hij bedreigd wordt. Maar op een dag komt er –door Amirs schuld– op wrede wijze een einde aan die vriendschap.
Amir en zijn vader vluchten later naar de Verenigde Staten en proberen daar een nieuw bestaan op te bouwen. Maar Amir slaagt er niet in Hassan te vergeten – dankzij de schuldgevoelens over alles wat hij hem heeft aangedaan. De ontdekking van een schokkend familiegeheim voert Amir terug naar Afghanistan, waar hij wordt geconfronteerd met huiveringwekkende toestanden. Om de oude schuld tegenover Hassan in te lossen, moet hij zich in het grootst mogelijke gevaar begeven. En als hij uiteindelijk –samen met Hassans zoontje– terug is in Amerika, is het nog maar de vraag of alles ooit goed zal komen.