Directe aanleiding is de uitgave door Plon van de memoires van de generaal, ‘Services Speciaux, Algerie 1955–1957’. In die periode was hij belast met de ‘speciale diensten’ van het Franse leger in het begin van de Algerijnse oorlog. Algerije was toen nog een overzees gebiedsdeel van Frankrijk.

Aussaresses schrijft in zijn boek uiterst cynisch zelf zeker 24 ‘opstandelingen’ standrechtelijk te hebben geëxecuteerd. Hij verheerlijkt marteling met elektriciteit en in badkuipen als ‘uiterst efficiënt om mensen aan het praten te krijgen’.

In mei al verklaarde president Chirac – zelf luitenant in Algerije in die periode – met afgrijzen kennis te hebben genomen van de uitlatingen van de generaal. Voor de televisie vertelde Aussaresses bovendien er echt geen minuut minder om te slapen. Een maand later volgden disciplinaire maatregelen: Aussaresses mag geen uniform meer aan, zijn Légion d’Honneur – een van de hoogste Franse onderscheidingen – is hem afgenomen, en hij was niet langer welkom bij de kranslegging op de 14e juli, de Franse nationale feestdag, onder de Arc de Triomphe in Parijs en bij de aansluitende militaire parade.

Sindsdien heeft een aantal organisaties voor mensenrechten in Frankrijk en Algerije klachten ingediend tegen Aussaresses wegens ‘verheerlijking van oorlogsmisdaden’. Dat is verboden. Voor de feiten zelf kan Aussaresses niet worden vervolgd omdat sinds 1968 in Frankrijk een algemene amnestie geldt voor alles wat tijdens de Algerijnse oorlog is gebeurd. In die periode van 1955 tot 1962 zijn naar schatting zo’n anderhalf miljoen doden gevallen: ruim een miljoen Algerijnen en een paar honderdduizend Fransen.