Spitsbergen: een fantastische wildernis
NY-ALESUND (ANP) - „Het is stenen, ijs, sneeuw, water en beesten. Maar je kijkt niet alleen naar de foto. Er speelt zich zo veel meer af. Het is een fantastische wildernis, natuurlijk en avontuurlijk.”
De Nederlandse bioloog Maarten Loonen van de Rijksuniversiteit Groningen spreekt over Spitsbergen, ruim 700 kilometer noordwest van Noorwegen en op nog geen 1000 kilometer van de Noordpool.Loonen is stamgast in de nederzetting Ny-Alesund in het noordwestpuntje van de eilandengroep. Al sinds 1988 slaat hij geen zomer over om onderzoek te doen naar brandganzen.
Het dorpje Ny-Alesund, met in felle kleuren geschilderde houten huizen, is het noordelijkste wetenschappelijk centrum ter wereld. De internationale wetenschappers onderzoeken alles wat het arctisch gebied aan geheimen in zich bergt: vegetatie, fauna, gletsjers, permafrost en zeewater. Ze houden de vinger aan de pols van de voortdurende ecologische veranderingen.
De komende jaren wordt het onderzoek verder geïntensiveerd dankzij het Internationaal Pooljaar, dat volgend jaar op 1 maart begint. Regeringen van meer dan zestig landen maken in die periode afspraken voor de komende jaren over gecoördineerd onderzoek naar veranderingen in de kwetsbare poolgebieden.
Een van de speerpunten zal het onderzoek zijn naar permafrost, de soms kilometers diep bevroren bodemlaag. Permafrost geeft stabiliteit aan de kusten en aan de onderwaterbodem. Door de opwarming van het klimaat worden ook deze bevroren lagen aangetast. Nederlandse onderzoekers spelen hierbij een belangrijke rol.
Hinlopenstraat, Barentsburg, Smeerenburg, Amsterdameiland, Van Keulenfjord, Ny Friesland: de namen laten zien dat Nederland ruim is vertegenwoordigd op Spitsbergen. De eilandengroep spreekt al tot de verbeelding sinds Willem Barentsz deze in 1596 ontdekte op zijn zoektocht naar een noordelijke route richting het Verre Oosten.
Die vond hij niet, maar hij zag wel veel walvissen. Dat bleek de aanzet tot een levendige handel: walvisjagers voeren er in de zeventiende eeuw in de zomerperiode af en aan en Nederlandse bedrijven haalden er grondstoffen vandaan. De laatste Nederlandse kolenmijn in Barentsburg werd in 1920 verkocht aan de Russen.
Nu leven er op Spitsbergen evenveel mensen als ijsberen, van iedere soort ongeveer 2500. De oppervlakte is twee keer België en bestaat voor 60 procent uit sneeuw en gletsjers. Pakijs maakt het grootste deel van het jaar de oost- en de noordkant ontoegankelijk. De meeste mensen wonen in de Noors getinte hoofdplaats Longyearbyen of in Barentsburg, een zwartbegruisde Russische mijnwerkersnederzetting. De rest van het vasteland is woest en leeg.
Uit Nederland komen, behalve wetenschappers, jaarlijks ongeveer 200 liefhebbers die meest per (zeil)schip de ruige natuur verkennen. De klassieke driemaster Oosterschelde en de tweemaster Noorderlicht zijn er kind aan huis. In de zeventiende eeuw kwamen de bezoekers per schip en voor een verkenning is een schip nog altijd de beste manier.
De toeristen zien een onherbergzaam stuk bijna kaal land met spitse bergtoppen met ijsberen, walrussen, poolvossen en rendieren. In de winter is het rond de 15 graden onder nul en aardedonker, in de zomer schommelt de temperatuur rond het vriespunt en blijft het dag en nacht licht. Om drie uur ’s nachts kun je in het westen een paarsrode lucht zien met de zon tussen hemel en einder en aan de oostkant een zilveren maan boven bergtoppen met poedersneeuw.
Aan land mag de toerist alleen onder begeleiding van een gids met een geweer op scherp. Om elke hoek kan een hongerige ijsbeer van 500 kilo en 3 meter hoog toeslaan. Ook Loonen gaat nooit zonder wapen op stap.
Aan land zijn overal sporen van Nederland. De Groningse hoogleraar archeologie Louwrens Hacquebord heeft de geschiedenis van de Zeeuwse Uitkijk, een rotsig eilandje aan de noordwestkust, en van het nabijgelegen Smeerenburg kunnen achterhalen. In de eerste helft van de zeventiende eeuw waren dat pleisterplaatsen van Nederlandse walvisjagers. Van Smeerenburg, ooit een plaatsje met zestien huizen, een kroeg, een begraafplaats en werkplaatsen, resten nog wat fundamenten van traanovens en een herdenkingsplaquette.
Het onderzoeksgehucht Ny-Alesund blijft ook de komende jaren het walhalla voor internationale wetenschappers. Loonen kan zijn geluk niet op: „Het is een thuis waar iedereen elkaar helpt. De ene discipline leert van de andere. Het landschap is machtig en lijkt ongenaakbaar, maar het is ook dynamisch en steeds veranderend.”