„Geheime dienst achter vergiftiging Litvinenko”
LONDEN - De Russische geheime dienst FSB heeft zijn fiat gegeven aan de moord op de gewezen spion Alexander Litvinenko. Britse inlichtingendiensten zijn daar stellig van overtuigd, meldde de Britse krant The Times dinsdag op basis van gegevens van anonieme bronnen binnen het Britse veiligheidswezen.
De FSB heeft een „zeer geraffineerd plan” opgezet en heeft bij de uitvoering daarvan vermoedelijk oud-agenten van de dienst ingezet. „We weten hoe de FSB in het buitenland opereert en gezien de omstandigheden rond de dood van Litvinenko moet de FSB wel de hoofdverdachte zijn”, citeert de krant een anonieme bron bij de Britse veiligheidsdiensten.Volgens functionarissen zou het inzetten van gewezen FSB-agenten het gemakkelijker hebben gemaakt om Litvinenko naar verscheidene locaties te lokken. Bovendien zou het dan lijken dat Moskou verder afstaat van het moordcomplot dan in werkelijkheid het geval is. Om de hand te leggen op voldoende polonium 210, waarmee Litvinenko is vergiftigd, heb je FSB-agenten nodig, gaat het dagblad verder.
Een hoge politiefunctionaris die bij het onderzoek is betrokken, zegt dat de manier waarop Litvinenko is omgebracht een duidelijke boodschap bevat aan zijn vrienden en bondgenoten. „Het is zo’n verschrikkelijke manier om te sterven, ze moeten ervan geweten hebben. De hele organisatie kan alleen werk zijn van professionals die gewend zijn internationaal te opereren.”
Het Britse onderzoeksteam richt zijn pijlen in eerste instantie op de zakenman Andrei Loegovoj, een gewezen FSB-agent die de afgelopen tijd tot drie keer toe Londen bezocht en Litvinenko herhaaldelijk ontmoette in de weken voorafgaand aan diens dood. Loegovoj heeft maandagavond toegezegd mee te zullen werken aan het onderzoek, net als twee van zijn zakenpartners die ook bij die ontmoetingen waren. Hij zegt door de FSB tot zondebok te zijn gemaakt. Hijzelf en zijn vrouw en kinderen zouden ook met polonium zijn besmet, claimt de Rus.
Dat de FSB achter de moord op Litvinenko zit, denkt ook de Tsjetsjeense politicus in Londense ballingschap Achmed Zakajev. In een interview met de zondagseditie van de Frankfurter Allgemeine zei Zakajev er „niet aan te twijfelen” dat ook „diens voormalige collega en chef”, de huidige Russische president Vladimir Poetin, bij de moord op de ex-spion is betrokken. „Een operatie van die omvang wordt niet zonder toestemming van de eerste persoon in de staat uitgevoerd.”
Een motief voor de betrokkenheid van Poetin noemt Zakajev ook. „Een voormalige lerares heeft Poetin eens omschreven als bekrompen, boosaardig en haatdragend. Ik denk dat Poetin Litvinenko persoonlijk heeft gehaat en het hem niet kon vergeven dat hij is overgelopen. In de opvatting van deze mensen heeft hij het vaderland en het systeem verraden.” Volgens Zakajev was Litvinenko staatsvijand nummer één.
Litvenko beschikte over een enorme berg informatie, aldus Zakajev: eigen ervaringen, feiten, verbindingen; hij wist wie wie steunt en wie voor wie werkt. „Hij was sinds Solzjenitsyn de eerste mens in Rusland van wie een boek werd verboden: het boek over de achtergronden van de bomaanslagen van 1999 op woonhuizen in Rusland, die de Tsjetsjenen in de schoenen werden geschoven.”
Ook de Russische dissident Vladimir Boekovski beweerde dinsdag in de Franse krant Le Figaro dat Litvinenko over belangrijke informatie beschikte. Bovendien, zo wees hij erop, zijn de paranoïde KGB-kolonels met de presidentsverkiezingen van 2008 in aantocht bang voor een kleurenrevolutie in Rusland. „Vandaar het geweld waarmee ze zich storten op iedere vorm van oppositie.”
Evenals Zakajev wijst Boekovski de theorie van de hand, als zou een kleine groep binnen de geheime dienst met deze actie Poetin schade willen berokkenen. Dat is allemaal desinformatie, net zoals lezingen zoals zelfmoord, wraak van Tsjetsjenen of het werk van de maffia. „In het Westen heeft men altijd geloofd in het idee van een strijd in het Kremlin tussen hervormers en conservatieven. Maar ik heb de verslagen van het politbureau over de periode-Gorbatsjov, die is gepresenteerd als een strijd tussen haviken en duiven, gelezen. Daarvan was geen enkele sprake.”
Er bestaat een duidelijk verband tussen de moord op Litvinenko en die op andere politieke tegenstanders, zoals de in oktober doodgeschoten journaliste Anna Politkovskaja, denkt zowel Boekovski als Zakajev. Beiden wijzen op een tweetal wetten die het Russische parlement in juli van dit jaar, vlak voor de G-8-top in Sint-Petersburg, aannam.
Op grond van de eerste wet heeft de regering het recht ”extremisten” en ”terroristen” in Rusland en daarbuiten te liquideren. In de tweede is vastgelegd dat onder ”extremisten” en ”terroristen” alle tegenstanders van de regering moeten worden verstaan, inclusief zij wier optreden de eer van de staat naar beneden haalt.