Paulus Samuels levenstaak: aidspatiënten helpen
MADURAI - Werken onder arme aidspatiënten was wel het laatste wat de Indiër Paulus Samuel wilde doen. Als afgestudeerd psycholoog dacht hij niet zomaar de kost te gaan verdienen. „Ik wilde rijk worden, maar God leidde mijn leven anders.”
Paulus Samuel is hiv/aidscoördinator in India voor de christelijke hulporganisatie Red een Kind. In 1965 werd Paulus geboren in het weeshuis dat zijn vader runde. „Hij nam een paar kinderen op in zijn gezin. Uiteindelijk werden dat er zo veel dat het uitgroeide tot een weeshuis. Dat was alleen mogelijk dankzij de steun van Red een Kind. Precies”, voegt de Indiër eraan toe, „de organisatie waar ik nu ook voor werk.”Daar zag het bijna twintig jaar geleden absoluut niet naar uit. „Als ik mijn vader armen zag verzorgen, draaide ik me eerder om.” Samuel ging psychologie studeren. In 1989 rondde hij zijn studie af en kwam hij in een ziekenhuis aan het hoofd te staan van een afkickcentrum voor alcoholisten. „Het enige wat me interesseerde was rijk worden.”
Vader Samuel vroeg iedere dag: Hoeveel patiënten zag je vandaag? Hoeveel heb je er het goede nieuws verteld? Paulus Samuel antwoordde dat hij geen evangelist was, maar dat „weerhield mijn vader er niet van de dag daarop dezelfde vragen te stellen.”
Zakelijk ging het Samuel voor de wind. Bedrijven namen hem in de arm om preventieprogramma’s op te zetten. In 1994 zag Samuel voor de eerste keer een aidspatiënte. „Een dokter in het ziekenhuis liet me een vrouw zien die op een bananenblad lag en ook bedekt was door een bananenblad. Ze was naakt. Haar huid was helemaal stuk. De dokter vroeg: „Wat zou jij deze vrouw adviseren?” Ik was geschokt. Al mijn kennis was nutteloos. De domste vraag die je in zo’n situatie kon stellen, kwam over mijn lippen. „Hebt u pijn?” vroeg ik. Daarop vroeg zij of het weer goed met haar kwam.”
Machteloos liep Samuel weg. Op de trap werd hij aangesproken door een arts, een hindoe. „Jullie christenen doen het nodige voor leprozen, kunnen jullie ook niet iets betekenen voor aidspatiënten?” Die vraag bleef me achtervolgen. Ik was bezig met rijk worden, maar God verwachtte dat ik mensen ging helpen.”
Samuel besloot daarop zijn vrije tijd beschikbaar te stellen voor aidspatiënten. Hij belde het ziekenhuis op en vroeg of het hem wilde waarschuwen als er zich hiv-patiënten meldden. „Van aids wist ik op dat moment nog niets. De behandeling van alcoholisten paste ik ook op aidspatiënten toe.”
Met beperkte middelen hielp Samuel de aidspatiënten. In 1996 benaderde een arts hem. „Hij zei dat hij gelovig was en dat hij wilde helpen. Ik vroeg of hij tijd over had. Tussen twee en vier ’s middags was hij vrij. In die tijd ging hij aidspatiënten behandelen. Weer een andere dokter stelde voor die paar uur zijn praktijk beschikbaar. Om aan medicijnen te komen vroeg ik artsen of zij hun proefmonsters wilden afstaan.”
De organisatie, in 1996 kreeg ze de naam Care, groeide en groeide. Samuel kon het niet meer aan. Overdag deed hij zijn gewone werk, ’s ochtends, ’s avonds en in het weekeinde hielp hij aidspatiënten. „God zei dat ik twee heren diende. Ik moest kiezen van Hem. Daarop zei ik: „Ik zal kiezen.””
Op het moment dat Samuel zich volledig ging inzetten voor de aidspatiënten nam iemand van Red een Kind contact met hem op. „De man was van de Australische tak van de hulporganisatie. Hij wilde zien wat we deden. Hij kwam, bekeek ons werk en vertrok weer, maar stuurde ons later een cheque.”
Met het geld konden Samuel en zijn organisatie meer betekenen voor aidspatiënten. „We waren niet meer dan een hospice, waar de aidspatiënten hun laatste dagen doorbrachten. De mensen stierven bij ons in de kliniek. Daarna begroeven wij hen. De familie wilde de overleden man of vrouw niet meer terug, vanwege het taboe dat op aids rust. Op den duur gingen we de patiënten in een eerder stadium verzorgen. Dat doen we nu nog steeds.”
Gebruikt u de hulpverlening om te evangeliseren?
Samuel: „We preken niet. Door ons handelen spreken we. Wat we wél doen is met de patiënten bidden. We vragen God of Hij wil helpen. De Heere gebruikt het gebed om de harten open te breken. Hij raakt hen dan in hun binnenste.”
De Indiër krijgt van artsen nog wel eens de vraag waar hij zich druk om maakt. „Ze sterven toch wel”, klinkt het dan. Samuel weet ook dat de aidspatiënten zullen overlijden, maar dat ontneemt hem zijn verantwoordelijkheid niet. Samuel: „Als poortwachter begeleiden we de mensen naar de dood. Dit werk heeft de Heere op mijn weg gelegd.”
Samuel ervaart het werk als uiterst dankbaar. „De mensen zijn al blij met een versleten kledingstuk.” Zorgen maakt Samuel zich om de aidswezen, de kinderen van wie beide ouders aan aids zijn overleden. „In Afrika neemt de gemeenschap de wezen eerder op. Hier heb je de kasten. Kinderen van een andere kaste neem je niet in je gezin op. De grootouders moeten hier voor de kleinkinderen zorgen, maar zij zijn vaak oud en plaatsen hun kleinkinderen veelal in een weeshuis. Die kinderen vormen de komende jaren een enorme uitdaging. Wat voor toekomst kunnen wij hun bieden?”
Dit is het vierde artikel in een serie naar aanleiding van Wereldaidsdag, vrijdag.