Augustus, feestmaand voor de hernhutters
De wortels van kerken gaan nogal eens terug op een ruzie of een leergeschil. Voor de hernhutters ligt dit anders. Zij herdenken hoe hun gemeente 275 jaar geleden met een hartelijke avondmaalsviering begon. De Evangelische Broedergemeente, zoals ze nu heten, houdt de 13e augustus in ere. Na bijna drie eeuwen telt de EBG wereldwijd zo’n driekwart miljoen leden. Van de 20.000 Nederlandse leden heeft 90 procent een Surinaamse achtergrond.
Ds. W. Ganzevoort, gereformeerd predikant, is voor vier jaar ’uitgeleend’ om pastoraal werk te verrichten in de EBG van Noord-Holland. Die gemeente telt zo’n 400 tot 500 mensen, onder wie veel Creoolse Surinamers. Er zijn deelgemeenten in Haarlem, Zaandam, Alkmaar, Hoorn, Heerhugowaard en Den Helder. „Het EBG Noord-Holland is één gemeente, met één oudstenraad”, zegt de predikant. „Die oudstenraad zou je kunnen vergelijken met wat in de protestantse kerken de kerkenraad heet.”
De overwegend Surinaamse achtergrond van de EBG is van recente datum. Tot 1960 bestond het kerkverband in Nederland uit de historische gemeente Zeist en nog enkele andere kleine groepen, aldus ds. Ganzevoort. „Al heel lang bestond het Zeister Zendingsgenootschap (ZZg), dat namens de EBG zendingswerk verzorgde, geld inzamelde en mensen wierf. Het genootschap had kort na de oorlog een brede basis in hervormde en in de gereformeerde kerken. Toen kerkmuren nog vreselijk hoog waren, gaf ieder uitsluitend voor z’n eigen doelen. Daarop waren twee uitzonderingen: het Zeister Zendingsgenootschap en het Leger des Heils.”
In de jaren zeventig kwamen er veel Surinamers naar Nederland. „In Suriname is de Broedergemeente een volkskerk. Door de toestroom van Surinamers zijn de bestaande gemeenten van de EBG enorm gegroeid. Er ontstonden diverse nieuwe gemeenten, twee in Amsterdam, in Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Groningen.”
Vraag je naar de wortels van de EBG, dan vallen de namen van de Boheemse martelaar Jan Hus en de Duitse piëtist Nikolaus Ludwig von Zinzendorf. „De eerste 200 jaar bloeide de Reformatie in Bohemen behoorlijk. Maar toen kreeg je in het begin van de zeventiende eeuw de Contra-Reformatie”, vertelt de predikant. „Sporen van reformatorisch denken en leven werden in Bohemen uitgebannen. Velen vluchtten naar Polen en Hongarije. Rond 1720 waren er in Noordoost-Moravië nog steeds resten van de broedergemeente, maar die werden onderdrukt en zochten een uitweg. In 1722 kwam iemand uit deze groep terecht op het landgoed van Nikolaus Ludwig von Zinzendorf, in Zuidoost-Duitsland. Daar waren ze welkom, en daar hebben ze toen het dorp Herrnhut gebouwd.”
Over Herrnhut deden al spoedig allerlei geruchten de ronde. Je zou er op je eigen manier kunnen geloven. Een aantrekkelijke optie voor allerhande slag van mensen en wild volk. „Er waren heftige discussies, men streed onderling en verketterde elkaar. In het voorjaar van 1727 begonnen die discussies uit de hand lopen. Zinzendorf, die raadsheer was in Dresden, kwam naar zijn landgoed om orde op zaken te stellen. Hij voerde uitvoerige gesprekken met de bewoners van Herrnhut. Zo in de trant van: we zijn samen christenen, ieder moet de ander uitnemender achten dan zichzelf. Christus is voor ons gestorven, wat hebben wij een ander dan af te wijzen? Een aantal mensen is toen vertrokken. Anderen maakten duidelijk een bekering mee. Zij beleefden een avondmaalsviering op 13 augustus dat jaar als een uitstorting van de Heilige Geest. Dat was een heel indringende ervaring.”
Zinzendorf, vervolgt ds. Ganzevoort, kondigde toen twee statuten af. „Je mag hier in Herrnhut komen wonen, zei hij, maar dan heb je verplichtingen ten opzichte van mij als landheer. En ten tweede, je mag bij de gemeente horen, maar ook dat betekent dat je bepaalde verplichtingen op je neemt. De prille broedergemeente was ondergebracht bij de Lutherse Kerk. Langzamerhand kreeg ze meer zelfstandigheid. Er werden voorgangers bevestigd, en later is Zinzendorf zelf tot bisschop gewijd.”
Zinzendorf was een kosmopolitisch mens met veel contacten. In Nederland had hij connecties in Amsterdam en Utrecht, vooral onder doopsgezinde kooplieden. Die contacten benutte hij om zendelingen passage te verschaffen naar de zendingsvelden overzee. Van een van die kooplieden kreeg hij bij slot Zeist ruimte om een vestiging te bouwen. Daar ontstonden het Zuster- en Broederplein.
Als belangrijk kenmerk van Zinzendorfs geloof noemt ds. Ganzevoort diens „duidelijke geloofsverbondenheid met Christus. De graaf was een heel open, vrolijke piëtist. In Nederland zou je zeggen: hij was een vrolijke nadere reformator, iemand die veel zong en openstond voor mensen van allerlei kanten. Zelf was hij lutheraan, maar hij had zijn vrienden en kennissen ook onder gereformeerden, Joden, rooms-katholieken, anglicanen en doopsgezinden. Dat was in die tijd bepaald niet gewoon.”
Van Zinzendorf kun je leren dat het christelijk geloof allerlei vormen en stromingen -hij sprak van ”tropen”- kent, die je allemaal nodig hebt, zegt de predikant. „De Geest spreekt tot ons in onze traditie, wist Zinzendorf. Je eigen geloof is belangrijk om te bewaren en door te geven. Tegelijk moet je inzien dat andere tradities elementen hebben die we zelf missen en waarvan we kunnen leren. Zinzendorf had zelfs de neiging van een Joodse ”trope” te spreken.
Kenmerkend voor de graaf is ook zijn afkeer van de dogmatische discussies die in zijn tijd woedden. Hij wilde er niet aan meedoen. Zinzendorf vond de Westminster Confessie mooi, maar de Heidelberger Catechismus en de Augsburgse Confessie ook. Hij legde sterk de nadruk op de opbouw van de gemeente, en op het geloofsleven van de mensen.”
Aandacht voor het kleinschalige, voor huisgodsdienst, werkt nu nog door in de EBG, zegt ds. Ganzevoort. „Als er bij ons iemand jarig is, wordt er feest gevierd met een huisdienst. Soms zijn er vijf mensen, soms vijftig -allemaal mensen die het fijn vinden gezamenlijk te bidden, te lezen en met elkaar te spreken.”
De dagtekstenboekjes, een vondst van Zinzendorf waarin voor elke dag een aparte tekst staat, worden nog steeds gebruikt. „Ik had vanmorgen een verjaardag. De liedtekst was Psalm 150: Looft den Heere. Die tekst past dan heel goed. Maar je hebt ook wel eens een tekst waar je niets mee kunt in een concrete situatie.”
Ds. Ganzevoort ziet in Zinzendorf een „heel onconventioneel man” aan het werk. „Hij deelde mensen in de gemeente in kleine groepen in, van dezelfde levensstaat en leeftijd. Elke groep had dan haar eigen leider, mannen apart en vrouwen apart. Elke groep was vertegenwoordigd in de oudstenraad. Zodat je op een gegeven moment ook vrouwelijke ouderlingen in de oudstenraad had. Na Zinzendorfs dood is dat weer weggesleten, toen vond men dat vrouwelijke ambtsdragers eigenlijk niet konden.”