In Libanon is de tijd van praten voorbij
BEIROET – Na een week vruchteloos onderhandelen zijn zaterdag alle sjiitische ministers in de Libanese regering opgestapt. Een coup van Syrië en Iran, zegt Washington. Gevreesd wordt dat het politieke debat nu op straat wordt uitgevochten.
Zaterdag gingen regering en oppositie uit elkaar en kondigden de vijf sjiitische ministers (twee van de Amalpartij en drie van Hezbollah) aan zich terug te trekken uit de regering van de soennitische premier Fuad Siniora. Die heeft overigens hun ontslag geweigerd.De inzet van de onderhandelingen was duidelijk: de sjiitische verzetsbeweging Hezbollah is versterkt uit de recente oorlog met Israël gekomen en wil die populariteit vertaald zien op het politieke vlak. Hezbollah beschouwt de kabinetsleden van premier Siniora als landverraders die tijdens de oorlog aan de kant van Israël stonden, net zolang tot duidelijk was dat Israël niet zou slagen in zijn opzet Hezbollah militair uit te schakelen.
Na maandenlang roepen om een nieuwe regering van nationale eenheid plaatste Hezbollahleider Hassan Nasrallah de regering eerder deze maand voor een ultimatum. Hezbollah en diens bondgenoten eisten een derde van de ministerposten in een nieuwe regering, of Hezbollah zou door middel van straatprotesten de regering ten val brengen.
Prompt dreigde Samir Geagea –de leider van de Forces Libanaises, politiek erfgenaam van de falangisten– de extremistisch christelijke militie tijdens de burgeroorlog, op zijn beurt met straatprotesten.
Natuurlijk wordt de situatie door de regering en haar buitenlandse bondgenoten verschillend geïnterpreteerd. De regeringspartijen merken op dat het wel erg toevallig is dat de sjiitische ministers zijn opgestapt daags voordat het Libanees parlement zich moest buigen over een voorstel van de VN voor de oprichting van een internationaal tribunaal over de moord op oud premier Hariri. Washington, dat de regering Siniora steunt, deed daar nog een schepje bovenop: volgens het Witte Huis gaat het om een regelrechte putsch, georganiseerd door Syrië en Iran, de broodheren van Hezbollah.
De bijzonder populaire Hariri kwam op 14 februari 2005 om het leven bij een bomaanslag waarvan wordt aangenomen dat het Syrische regime er de hand in had. Hariri was een fervent tegenstander van de Syrische bezetting van Libanon en zijn dood leidde tot de zogeheten Cederrevolutie, die uitmondde in het vertrek van de Syrische bezettingstroepen uit Libanon. De huidige regering komt voort uit die beweging. Ze wordt doorgaans bestempeld als de ”krachten van 14 maart”, naar de massale anti Syrische betoging die op 14 maart 2005 in Beiroet werd gehouden.
Zeggen dat de Libanese politieke situatie ingewikkeld is, is een understatement. Libanon werd in 1920 door Frankrijk afgescheiden van Syrië met de bedoeling om een land te creëren met een christelijke meerderheid. Het huidige politieke systeem dateert van de onafhankelijkheid in 1945 en gaat er nog altijd van uit dat de helft van de Libanezen christen is en de andere helft moslim. Door toedoen van de christelijke emigratie en het hogere geboortecijfer bij de moslims is de verhouding tegenwoordig hooguit 40 procent christenen tegen 60 procent moslims, van wie het merendeel sjiitisch is. Ook die wanverhouding speelt mee in de eis van Hezbollah voor een grotere vertegenwoordiging in de regering.
Een confrontatie tussen moslims en christenen dus? Dat zou al te eenvoudig zijn. Want de populairste christelijke politicus van het moment, ex generaal en ex president Michel Aoun, is juist de voornaamste bondgenoot van Hezbollah. Van Aoun wordt gezegd dat hij de overgrote meerderheid van de christenen achter zich heeft. Hij heeft zich onder anderen populair gemaakt bij de christenen in het zuiden door –zoals Hezbollah bij de sjiieten– geld uit te delen aan families van wie de huizen waren beschadigd door Israëlische bommen. (Geld dat hij overigens heeft gekregen van Hezbollah, dat het op zijn beurt voor een groot deel van Iran heeft gekregen.)
Wie zit er dan wel in de Libanese regering? Iedereen die in 2005 heeft meegedaan aan het wegjagen van de Syriërs, met als voornaamste actoren Saad Hariri, de zoon van de vermoorde premier, druzenleider Walid Jumblatt en Forces Libanaisesvoorzitter Samir Geagea. En tot dinsdag dus ook Hezbollah, al zou je dat niet meteen zeggen, want Hezbollah heeft al die tijd rustig opgetreden als een staat binnen de staat.
Nu de sjiitische ministers de regering hebben verlaten, zijn aller ogen gericht op Hezbollahleider Nasrallah. Zal hij het aandurven het broze Libanese evenwicht te verstoren door zijn aanhangers de straat op te sturen? En zijn de aanhangers van de regering sterk genoeg om de confrontatie met Hezbollah op straat aan te gaan? De regering heeft het voorbije jaar veel aan populariteit ingeboet. Nadat de euforie van de Cederrevolutie was weggeëbd, bleek de coalitie niet echt een ander project te hebben dan het verjagen van de Syrische bezetter, en intern geruzie en corruptie namen de overhand.
De hamvraag is of er in Libanon een nieuwe burgeroorlog zit aan te komen. Het antwoord is wellicht nee, om de eenvoudige reden dat Hezbollah na het Taifvredesakkoord van 1989 (dat een einde maakte aan de burgeroorlog) als enige zijn wapens heeft behouden. Maar de afgelopen weken gonsde het van de geruchten dat de Forces Libanaises van Samir Geagea zich aan het herbewapenen zijn, en dat Saad Hariri zijn lijfwacht omvormt tot een soennitische militie.
„Het probleem”, zegt Karim Makdissi, hoogleraar politieke wetenschappen aan de Amerikaanse universiteit van Beiroet, „is dat elke partij in Libanon door het ene of andere land wordt gesteund. Geagea, Hariri en Jumblatt voelen zich momenteel sterk omdat ze de steun van het Westen hebben. Ze lijken zich ervan te hebben overtuigd dat ze in Libanon naar de ultieme confrontatie toegaan.” De enige oplossing, aldus Makdissi, „is dat het buitenland zijn handen van Libanon zou aftrekken. Dan zouden we gedwongen zijn tot een vergelijk te komen.”