„Revius meende slechts te stamelen”
HENDRIK-IDO-AMBACHT - „Revius’ laatste disputaties gingen over de tekst: „En Hem moeten alle engelen Gods aanbidden.” Aanbidding maakt sprakeloos. De verwoording wordt dan verwondering. Beschouwing wordt aanschouwing - en die eindigt niet.”
Zo besloot dr. H. Florijn zijn korte inleiding op de figuur van Jacobus Revius (1568-1658). Zaterdagavond werd in de Dorpskerk te Hendrik-Ido-Ambacht het boek ”Revius. Dichter, denker, dominee” gepresenteerd, dat Florijn samen met RD-redacteur Enny de Bruijn schreef.Dr. Florijn vestigde er de aandacht op dat Revius zelf zijn vertaalwerk voor de Statenvertaling en zijn disputaties hoger waardeerde dan zijn poëzie. „Voor Revius was het doel van zijn dichtwerk de lof van God zingen, maar hij meende niet verder te komen dan stamelen. Zou dat de reden zijn geweest dat hij op een gegeven moment minder is gaat dichten?”
Aan het bekendste gedicht van Revius, ”T’en zijn de Joden niet, Heer Jesu, die U kruisten”, wijdde De Bruijn een korte beschouwing. Ze vroeg zich af hoe dit allerbekendste lijdensgedicht uit de Nederlandse poëzie de eeuwen heeft kunnen trotseren.
„Allereerst denk ik aan de persoonlijke toon. Revius meende baanbrekend werk te doen met onder andere strijdschriften en historische boeken, maar zijn echte betekenis lag ergens anders dan hij dacht. Terwijl hij zijn dichtwerk als een onschuldige hobby beschouwde, heeft juist zijn poëzie de eeuwen verduurd.
Toch zijn niet al die gedichten in staat de afstand naar vandaag te overbruggen. Waar het erg uitleggerig wordt of erg dogmatisch, of waar hij zich te buiten gaat aan eindeloze woordspelingen, daar haken wij als moderne lezers af. Het zijn vooral de eenvoudige gedichten, vol van een innig geloof die ons aanspreken. Zijn authentieke geloofservaring reikt over de eeuwen en de kerkmuren heen.”
Een tweede reden ziet De Bruijn in het feit dat Revius’ mooiste gedichten gaan over de kern van het christelijk geloof. „Wat dit gedicht zo veel kracht geeft is het onovertroffen evenwicht tussen persoonlijke ervaring en bovenpersoonlijke waarheid, tussen ootmoedig schuldbesef en onwankelbaar godsvertrouwen.”
Voor vandaag acht De Bruijn dat evenwicht iets om na te streven. „Aan de ene kant zie je steeds meer behoefte aan ervaring en emotie, aan de andere kant steeds hardere en dogmatischer standpunten. Bij Revius is een verfrissend evenwicht. Hij toetst alles aan de Bijbel zelf. Ons helpt het daarbij als wij de christelijke traditie kennen. In het licht van de geschiedenis heb je altijd meer kans om te zien wat echt belangrijk is en wat niet.”
Ter gelegenheid van de presentatie van ”Revius. Dichter, denker, dominee” merkt redacteur Adriaan Bouman van uitgeverij Den Hertog op dat de verhouding tussen geloof en cultuur in de gereformeerde gezindte als spanningsvol wordt ervaren. „Precies die spanning zien wij terug bij Revius: Hij was predikant en tegelijk een cultuurliefhebber. Geloof en cultuur kwamen in zijn persoonlijkheid op een heel mooie manier samen. Heeft Revius de verhouding tussen die beide zelf als een spanningsveld ervaren? In ieder geval leverde het hem wel eens problemen op.”
Revius was een groot muziekliefhebber. De presentatie werd dan ook opgeluisterd met tal van psalmbewerkingen van tijdgenoten, gezongen door het projectkoor Sine Nomine. Sopraan Loes van Schothorst zong Revius’ bewerking van het Hooglied, terwijl ook organist Jaap de Wit een bijdrage leverde.