Buitenland

G’day in the big smoke!

Australiërs staan bekend om hun geheel eigen vocabulaire dat van iedere abstractie is ontdaan. Sommige termen zijn vulgair, andere zijn juist leuk gevonden en treffend. Hier een kleine selectie, afkomstig uit ”The true blue Guide to Australian Slang”, geschreven door Jenny Hunter.

27 October 2006 22:13Gewijzigd op 14 November 2020 04:14

Australian salute: met de hand wegmeppen van vliegen op en rond je gezicht.Bean counter: accountant.

Big smoke: de stad.

Bondi cigar: uitwerpselen in de zee.

Boomerang: iets wat je uitleent

Born in a tent: iemand die altijd de deur open laat staan.

Cop shop: politiebureau.

Crocodile skin: door de zon verbrande huid.

Cuppa chino: een cappucino-koffie.

Dingo’s breakfast: stop om een plas te doen en wat water te drinken.

G’day: Hallo.

Long as a wet weekend: erg lange periode.

Mystery bag: een worstje.

Pollie: politicus.

Quack: arts.

Roadtrain: grote vrachtwagen met meerder aanhangers.

Shark bait: zwemmer die ver de zee inzwemt.

Show pony: iemand met veel lawaai en weinig inhoud.

Widow-maker: dode tak aan een boom die naar beneden kan vallen.

Thunderbox: buitentoilet.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer