Dat zegt de vroegere Australische diplomaat Richard Butler, de laatste chef van het team van VN-wapeninspecteurs dat erop moest toezien dat Bagdad massavernietigingswapens ontmantelde. De VN kondigden in 1991 na de Golfoorlog sancties af tegen Irak en koppelden de opheffing daarvan aan Bagdads naleving van de verplichting om de Iraakse wapensystemen te neutraliseren. Daartoe werden wapeninspecteurs naar Irak gestuurd, die daar tot 1998 een moeizaam kat-en-muisspel met de autoriteiten speelden.

De inspecteurs boekten soms successen, maar zij hadden geen vrije toegang tot het hele land. Saddam Hussein ging na het vertrek van de inspecteurs in 1998 ongestoord verder met de ontwikkeling van zijn systemen. Volgens een overgelopen Iraakse kerngeleerde gaat het om chemische, biologische en ook nucleaire wapens. Khidir Hamza, die in 1994 het Iraakse regime ontvluchtte, meent dat Bagdad over uiterlijk drie jaar z’n eerste kernbom kan maken. Hamza en Butler zeiden een en ander woensdag bij het begin van de hoorzittingen over Irak van de commissie buitenland van de Amerikaanse Senaat.

Het Witte Huis weigert mee te werken aan de hoorzittingen, maar het parlement wil de besluitvorming over eventuele Amerikaanse militaire acties tegen Irak niet zonder meer aan de regering overlaten. President Bush noemt Saddam Hussein en zijn wapensystemen een directe bedreiging voor de VS en voor Amerikaanse bondgenoten zoals Israël. Daarom wil hij een eind maken aan het bewind van de Iraakse dictator. De wenselijkheid daarvan wordt door velen in Washington onderschreven, maar over de manier waarop dat moet gebeuren verschilt men van mening.

Er hebben recent verschillende scenario’s gecirculeerd in pers en media. De Senaat vond het daarom tijd om de kwestie nader te bekijken voordat men door de regering voor een fait accompli wordt geplaatst.