Postmoderne mens zoekt alleen zichzelf
HOEVELAKEN - „Het geven van onderwijs wordt elk jaar moeilijker, er komt een geslacht op dat cultuurbarbaar is, verwend, ongelovig, maar dat ook bij elke tegenslag zijn hulp zoekt bij een psychotherapeut. We lezen dagelijks over vandalisme, aanranding, moord, straatraces met dodelijke afloop.”
Met deze opsomming schetste ds. L. J. Geluk, hervormd emeritus predikant te Rotterdam, een somber beeld van de uitingen van het postmodernisme. Hij sprak woensdag in Hoevelaken op de najaarsbijeenkomst van het hervormd-gereformeerde Contact emeriti predikanten en predikantsweduwen.Ds. Geluk riep bij de aanwezigen gevoelens van nostalgie op, toen hij herkenbare jeugdherinneringen ophaalde. „De bakker om de hoek, de school die inmiddels plaats moest maken voor nieuwbouw. En, ernstiger: de kerk waar u gedoopt bent, is die er nog? Soms hebben wij het gevoel geëmigreerd te zijn terwijl we toch in Nederland wonen.”
Om het postmodernisme aan te duiden gebruikte de predikant uit Rotterdam de drie ”m’s” van oud-minister J. Pronk: mijn, meer en materie. „De postmoderne mens is egocentrisch, is zichzelf tot wet, want hij wil niet dat een ander hem wetten stelt. In die ik-cultuur mag je de ander ook kwetsen. Een ander verschijnsel van de postmoderne samenleving is de massamens. Diezelfde autonome mens is geïmponeerd door wat de media opdringen. Hoe men leven moet, wat men moet denken, hoe men zich kleden moet. Men wil dan ook steeds meer: meer geld, meer vrije tijd. Maar niet meer werk, niet meer kinderen. Het kernwoord is: genieten.”
Bij de postmoderne mens is geen plaats voor een persoonlijke God, maar hij is niet per definitie areligieus, zei ds. Geluk. „In het zoeken naar religieuze bevrediging staat hijzelf met zijn gevoel centraal. Religie, de religieuze gemeenschap moet een fijn gevoel geven. Gezag, respect voor de ander, orde en historie hebben afgedaan. Natuurlijk zijn er krachten die ervan weerhouden tot het uiterste te gaan.”
Ds. Geluk schetste de ontwikkelingen die hiervan het gevolg zijn, zoals abortus, euthanasie, ontrouw in het huwelijk. „De bekende zuilen waarin het maatschappelijk en het religieuze leven werden ingedeeld, zijn verdwenen. Wat er nog van rest, zoals het bijzonder onderwijs, staat voortdurend onder druk.”
Is er nog een uitweg, vroeg ds. Geluk zich af. „De nihilistische trein rijdt verder. De christenheid in Nederland is zo verdeeld en geesteloos dat zij op geen enkele manier aan de noodrem kan trekken. Maar zouden wij niet mogen vertrouwen dat er ook in onze dagen 7000 zijn die voor de Baäl van deze tijd de knie niet hebben gebogen? De vrijheidsstrijd tegen Spanje is destijds gestreden met een minderheid van ons volk. Rond 1800 was de geestelijke ingezonkenheid groot, maar het Réveil kwam. Een reveil organiseren kunnen we niet. We mogen er wel dringend om bidden. We moeten onze tijd doorzien en wakker zijn.”