Kerk & religie

Comrie bedreef pastoraat via studeerkamer

GOUDA - „Moet je Comrie op grond van zijn dissertatie typeren als filosoof?” zo vroeg prof. dr. W. J. op ’t Hof zich zaterdag af op het druk bezochte congres van de Stichting Studie der Nadere Reformatie, dat gewijd was aan Alexander Comrie. In hoeverre werd deze oudvader gestempeld door zijn filosofische achtergrond?

Van een medewerker
2 October 2006 09:58Gewijzigd op 14 November 2020 04:09
GOUDA – Zaterdag vond in Gouda een drukbezocht congres van de Stichting Studie der Nadere Reformatie plaats. De bijeenkomst was gewijd was aan Alexander Comrie. Foto Martin Droog
GOUDA – Zaterdag vond in Gouda een drukbezocht congres van de Stichting Studie der Nadere Reformatie plaats. De bijeenkomst was gewijd was aan Alexander Comrie. Foto Martin Droog

Ds. J. van den Akker, hervormd predikant te Zoetermeer, stelde dat Comrie primair theoloog was. Wel gebruikte Comrie zijn filosofische achtergrond om Schriftgegevens te ordenen. Hij wilde handreikingen bieden voor houvast.Ds. A. Moerkerken, rector van de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten, vindt dat Comrie in zijn filosofische dissertatie blijk geeft van vrees voor Descartes, die met zijn rationalisme een dodelijk gevaar voor de kerk zou zijn. Comries prediking werd niet gestempeld door zijn filosofische achtergrond, aldus de predikant. Dat gold wel voor diens theologische werken.

Ds. Moerkerken belichtte in zijn lezing de levensloop van Comrie. De Schotse en de Nederlandse theologische traditie komen in hem bijeen. In Schotland was hem de afkeer van Saumur bijgebracht, waar men de leer van het hypothetisch universalisme aanhing: Christus is voor alle mensen gestorven, maar de verzoening wordt alleen werkelijkheid voor hen die geloven. Opvallend is dat volgens Comrie met name tijdens de Schotse avondmaalsbedieningen tegen deze leer gewaarschuwd werd.

Comries proefschrift, dat hij in Leiden verdedigde, had als titel ”Over het fundament van de zedelijkheid en de natuur van de deugd”. Dat onderwerp is ook voor deze tijd actueel, aldus ds. Moerkerken.

Qua karakter was Comrie een verlegen mens. Hij ging weinig op huisbezoek en ook de classisvergaderingen meed hij. Maar in de studeerkamer was hij in zijn element. Met zijn geschriften wilde hij de gemeenteleden onderwijzen.

In Comries tijd werd er veel getwist over het geloof. „Comrie beklemtoonde dat we niet zalig worden door de daad van het geloof, maar door de genade van het geloof. Eerst verenigt Christus Zich met de zondaar, daarna gaat de zondaar zich met Christus verenigen. Dat laatste begint met het zondaar worden voor God.”

Ds. J. M. D. de Heer, predikant van de gereformeerde gemeente van Middelburg-Centrum, schonk aandacht aan de inbreng van Comrie in het conflict met de Zwolse predikant Antonius van der Os. Hij noemde dit conflict een van de graadmeters van de geestelijke ontwikkeling van de 18e eeuw. In die tijd kwam de Nederlandse verlichting op. Men wilde niet openlijk breken met de gereformeerde leer, maar voelde zich er toch minder aan gebonden.

Van der Os werd geschorst en uiteindelijk afgezet. Maar het conflict sleepte zich jarenlang voort. De Leidse faculteit stelde een verzoenend stuk op. In hun ”Examen van het ontwerp van tolerantie” wezen Comrie en Holtius dit compromis echter af. Volgens hen was er een verkapt remonstrantisme opgekomen. Door de komst van de vervolgde hugenoten kreeg de theologie van Saumur meer invloed.

Comrie behoorde volgens prof. dr. C. Graafland tot de rechterzijde van de orthodoxie, zo stelde ds. Van den Akker. Hij was meer een scholastisch denker dan de Erskines. Voor hen was het geloof allereerst een werkzaamheid.

Aan het eind van de 18e eeuw kwam een groep evangelisch-orthodoxe predikers op. De Amsterdamse Wilhelmus Peiffers was een van hen. Hij schreef een voorwoord bij de vertaling van de ”Vredelievende Aanmerkingen” van Witsius, dat voordien alleen in het Latijn verschenen was. Daarin neemt hij afstand van hen die van de orthodoxie een systeem maken. Het gaat om de Bijbel.

Die voorrede valt bij Comrie en Holtius niet in goede aarde. Volgens hen had Witsius zich beter niet kunnen laten verleiden tot dit vredesgeschrift.

G. H. Leurdijk, die sprak over de generatie na Comrie, signaleerde dat in de eerste halve eeuw na diens overlijden slechts sporadisch een herdruk van zijn werken verscheen. De evangelisch-bevindelijke stroming uit die tijd heeft het begrippenapparaat van Comrie ontweken.

Pas na de Afscheiding van 1834 is er vernieuwde belangstelling. Vooral in Friesland worden dan veel werken van Comrie heruitgegeven.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer