„Geest heeft geen meerwaarde boven Christus”
LEIDEN - „Over Simson lezen we dat de Geest hem begon aan te drijven en hem kracht gaf om velen te doden. Hoort die uitbarsting van spierkracht tot het werk van de Heilige Geest?” Prof. dr. J. W. Maris beantwoordde deze vraag dinsdagavond bevestigend.
De hoogleraar dogmatiek aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn hield een lezing over de Heilige Geest voor het CSFR-dispuut Panoplia. „Op beslissende momenten geeft God Zijn Geest als profetie en garantie van de verlossing die komt.”Dr. Maris erkent dat Simson niet het voorbeeld is waar we het eerst aan denken als we iemand zoeken die begiftigd was met de Heilige Geest. „Maar daarvoor zijn we ook in het Oude Testament. De Heilige Geest heeft daar een eigen plek. Het Oude Testament spreekt op zijn eigen manier over de Geest.”
In het Oude Testament wordt Gods bemoeienis met zijn volk in duidelijke structuren neergelegd, aldus prof. Maris. „Er is het verbond, er zijn ook functies, ambten die leiding moeten geven aan het volk Israël, opdat in hen het perspectief naar de volkomen verlossing open zal gaan en blijven. Simsons ambt is volgens Richteren zelf een teken van de verlossing. Gods Geest rust hem toe.”
De hoogleraar weet dat er exegeten zijn die uit de oudtestamentische gegevens niet kunnen besluiten tot de zelfstandigheid van de Geest als ”persoon”. „Dat laatste is overigens een woord van theologen. Deze exegeten zien de samenstelling ”Geest van God” als een aanduiding van God Zelf.
Ik erken dat het geloof in de eenheid van de Schrift een rol speelt als ik stel dat de Geest Die levend maakt al herkenbaar was bij de schepping. Maar Petrus noemt het profetische woord een lamp die schijnt op een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten. Als het licht van Christus is opgegaan, schijnt het ook.”
Tabernakel
In dat licht wijst Maris ook op het werk van Bezaleël en Aholiab, die in de woestijntijd vervuld worden met Gods Geest. „De Geest geeft hun wijsheid, kennis en inzicht om allerlei werk te bedenken en uit te voeren dat bij de vervaardiging van de tabernakel nodig was. Er is dus sprake van een zeer specifieke toerusting voor de bijzondere taak van het maken van Gods heiligdom. We zien in het Oude Testament een beperking in de begiftiging met de Geest tot het ambt, maar er is ook de goddelijke concentratie op het werk van de verzoening. Daarin wordt het verbond vervuld. Uiteindelijk ligt het behoud van de hele schepping in dit verzoeningswerk.”
Deze concentratie ziet prof. Maris parallel lopen met het heil dat in Christus alleen te vinden is. „Om Hem gaat het, op Hem loopt alles uit. En in het Nieuwe Testament is Pinksteren tegelijk het feest van Christus’ verhoging en van de Geest Die wordt uitgestort. Met die uitstorting gaat de geschiedenis van het heil de perken van Israël te buiten.
De verbreiding van het Evangelie gaat gepaard met bijzondere tekenen. Deze tekenen hebben door de tijden heen telkens een geïsoleerde fascinatie opgeroepen. In het boek Handelingen dienen ze echter telkens als teken om de overgang naar een volgende fase te markeren. Klaarblijkelijk zijn ze bedoeld voor de Joden, die grote moeite hadden met deze overgangen. De Geest markeert de eenheid van het lichaam van Christus.”
Geen meerwaarde
Prof. Maris waarschuwt ertegen „een soort meerwaarde” aan de Geest boven Christus toe te kennen. „Dat leidt er altijd toe dat er iets in de plaats komt van geloof en van genade. Niet Christus wordt dan verheerlijkt, maar de geestelijke mens komt op een voetstuk te staan, met de geestelijke kwaliteiten die hem eigen zijn geworden.
Paulus zegt over mensen die zich beroepen op bijzondere verschijnselen dat ze zich opblazen en zich niet aan het Hoofd, Christus, houden. We hebben ons te houden aan wat ons in het Woord is gegeven. Als er geen bijzondere verschijnselen zijn, betekent dat niet dat de kerk minder af is. Ik zeg niet dat ze niet kunnen voorkomen, wel dat we er buitengewoon voorzichtig mee moeten zijn. Ze kunnen ons van de kern van het Evangelie afvoeren.”