Punter voorlopig van ondergang gered
GIETHOORN (ANP) - De punter, een van de oudste scheepstypes van Nederland, is voorlopig van de ondergang gered. De twee laatste werven in Giethoorn waar ambachtelijke punters gebouwd worden zijn weer van orders voorzien. Dankzij gelden van de EU. Want: „Giethoorn zonder punters? Dat is Venetië zonder gondels”, meent Hanneke Burger van de belangengroepering Het Punterwezen.
Honderdduizenden toeristen komen jaarlijks naar Giethoorn. Ze willen het idyllische beeld van kleine boerderijen omgeven door vele grachten vol punters zien. Het was regisseur Bert Haanstra die met zijn film ”Fanfare” (1958) dat beeld nationaal en internationaal bekendmaakte.Maar het aloude beeld van dorpsbewoners die zich met behulp van het Gieterse scheepstype de punter door het water verplaatsen, dreigde te verdwijnen. Burger: „De houten punter is 30 procent duurder in productie dan een polyester variant en veel prijziger in onderhoud. Vroeger waren er 22 werven die de houten schepen maakten, nu nog maar 2. Die werden door teruglopende klandizie in hun bestaan bedreigd. Daarmee dreigde niet alleen dit scheepstype, maar ook eeuwenoude kennis verloren te gaan.”
Het Punterwezen vindt dat de punter „de gondel van Giethoorn” is en wist met succes EU-gelden vrij te krijgen voor behoud van het scheepstype. Iedere particulier die een houten punter laat bouwen, krijgt 30 procent van de aankoopkosten vergoed. Dat kan oplopen tot maximaal 5000 euro per punter. „We hebben nu al meer aanvragen dan we kunnen honoreren”, stelt scheepsbouwer Wildeboer.
In de punterwerf van Wildeboer is het een drukte van belang. Schuurmachines ronken en overal liggen houtsnippers en bergjes zaagsel op de grond. De geur van hout en verf hangt in de loods. Eikenhout uit Frankrijk staat opgeslagen om twee jaar te drogen.
Henk Wildeboer merkte de laatste jaren -net als zijn collega’s bij scheepswerf Schreur- dat de vraag naar punters stokte. „We deden nog wel het onderhoud van de oude boten, maar als er geen nieuwe worden gebouwd, houdt het natuurlijk een keer op.” Nu gaat het weer veel beter.
Wildeboer leerde het ambacht van zijn vader, kennis die sinds begin 1800 in de familie zit. Nog net als eeuwen terug wordt hout boven een vuur kromgetrokken. „Het kost je een aantal jaar voordat je het in de vingers hebt. De juiste kromming, die zie je op het oog”, aldus de scheepsbouwer. In drie tot vier weken tijd is de ongeveer 7 meter lange punter geheel met de hand gebouwd.
Al voor de middeleeuwen maakten timmerlieden punters. „Het is een oertype van schepen in Nederland”, zegt Klaus Roding, punterkenner van Het Punterwezen. De houten scheepjes vaarden overal in Nederland, maar begin vorige eeuw stopte de seriematige bouw van de punter. „Men stapte massaal over op ijzerbouw omdat dit goedkoper was, behalve in Giethoorn. Dat heeft wellicht met het conservatisme in deze streek te maken.”
De punters waren tot na de Tweede Wereldoorlog zeer belangrijk, omdat vervoer over de weg in het waterrijke gebied weinig voorstelde. „Niet alleen de boer, maar ook de bakker, de kruidenier en de begrafenisondernemer, iedereen vervoerde alles over het water. Pas later is de punter een hobbyvaartuig geworden”, vertelt Menno Valentijn, voorzitter van de plaatselijke VVV.
De toeristenindustrie ontdekte het bootje. „Op een zonnige dag varen hier zo 50.000 mensen rond”, zegt Valentijn. Voor het merendeel mensen uit eigen land, maar ook Duitsers, Belgen, Fransen en Japanners weten het waterdorp te vinden. Wat de meeste dagjesmensen volgens Valentijn echter niet weten, is dat er onder de 400 toeristenbootjes nog maar enkele originele houten punters zijn.
Yvonne Wildeboer, mede-eigenaresse van de scheepswerf, vindt dat jammer. „Dat we nu in krap drie maanden tijd dertig nieuwe schepen in bestelling hebben, is een belangrijke eerste stap om de punter te behouden. Maar er moet nog veel meer gebeuren om dit bootje voor de toekomst te bewaren. Het zou jammer zijn als de traditie en de kennis voorgoed verdween.”