Naguib Mahfouz (1911-2006)
CAIRO (ANP) - Naguib Mahfouz ontvangt in 1988 als eerste Arabische schrijver de Nobelprijs voor de literatuur. Mahfouz viert deze internationale erkenning samen met zijn vrienden in een koffiehuis in Caïro, waar hij trouw elke dag komt. Als de volgende ochtend een journalist bij hem aanklopt, reageert hij verbaasd. „De Nobelprijs, dat was toch gisteren?”
De in 1911 geboren zoon van een handelaar stoort zich aan de publiciteit die zijn dagelijkse ritme verstoort. Elke ochtend begint hij zijn dag rustig in koffiehuis Ali Baba. Overdag werkt hij.Pas in de avond kan hij werken aan zijn omvangrijke oeuvre, dat hem niet alleen internationale faam oplevert, maar ook zorgt voor kritiek van fundamentalistische moslims. Die pleegden twaalf jaar geleden een aanslag, waardoor de bejaarde schrijver ernstig gewond raakte.
Mahfouz begint met schrijven in zijn studententijd en gaat daarmee door tot 1991. In 61 jaar schrijft hij meer dan dertig romans in verscheidene stijlen, maar ook verhalenbundels en filmscenario’s. Mahfouz wordt beroemd met de trilogie waarin het leven van de familie van Ahmed Abdal al-Gawwaad tussen de twee wereldoorlogen centraal staat.
Bij de uitreiking van de Nobelprijs, die de twee dochters van de dove winnaar in ontvangst nemen, wordt Mahfouz geroemd om zijn „Arabische vertelkunst die de hele mensheid aanspreekt.” De schrijver beschouwt de prijs als een eerbetoon aan de Arabische literatuur in zijn geheel en wil niets weten van zijn titel als vader van de Arabische roman.
De Arabische literatuur kende in het begin van de twintigste eeuw de romanvorm niet zoals die in het Westen veelvuldig werd gebruikt. Enkele Arabische schrijvers schreven een roman, maar Mahfouz is de eerste die zich geheel op de literaire stijl richt.
Over het algemeen bekritiseert de schrijver via zijn boeken alleen de Egyptische maatschappij. In 1979 laat hij zich positief uit over de vredesakkoorden van Camp David met Israël. Veel Arabische landen plaatsen hem dan een tijdlang op de zwarte lijst.
Tijdens het begin van de regeerperiode van president Nasser, de jaren vijftig, onthoudt de linkse schrijver, die op de achtergrond deelnam aan de beweging die koning Farouk afzette, zich van commentaar. Deze stilte tijdens het ondemocratische bewind wordt hem veelvuldig verweten, maar zelf stelde Mahfouz dat hij tijd nodig had om Nasser op waarde te schatten.
Vanaf 1991 beperkt de Nobelprijswinnaar zich tot zijn wekelijkse column in de Egyptische krant Al-Ahram en korte verhalen. In 1994 raakt hij zwaargewond door een aanslag van moslimextremisten die de schrijver te liberaal vinden in zijn opvattingen over de islam.
De dan 83-jarige Mahfouz herstelt van de aanslag en blijft kritiek leveren op de fundamentalisten die „het licht van de geest pogen te doden.”