Pesten op school verdubbeld
AMSTERDAM - Het aantal meldingen over pesten op middelbare scholen is het afgelopen schooljaar verdubbeld tot bijna 600.
Dat meldt het adviesbureau DSP, dat een registratiesysteem voor de scholen heeft ontworpen. Het toegenomen aantal klachten valt te verklaren uit de grotere aandacht voor het probleem en de betere registratie, stelt het bureau. Het aantal incidenten op middelbare scholen bedroeg het afgelopen schooljaar ruim 6000. In werkelijkheid is dat aantal volgens DSP hoger, omdat niet alles wordt geregistreerd.In totaal hadden er op de 120 onderzochte scholen 1482 diefstallen plaats, 1182 vechtpartijen, 706 vernielingen, 606 bedreigingen en 597 gevallen van pesten. Verder was er 81 keer sprake van bezit van of handel in drugs, 52 keer van wapenbezit en 87 keer van seksuele intimidatie. Slechts 15 procent van de incidenten werd door de docenten opgemerkt. Scholen treden weinig naar buiten met incidenten.
Ook ouders weten vaak niet wat hun kinderen op hun kerfstok hebben of wat hen is overkomen. Zij worden slechts in 15 procent van de gevallen op de hoogte gesteld als hun kind betrokken is bij een incident.
Volgens DSP is het een misverstand te denken dat er op havo/vwo-scholen minder incidenten voorkomen; ze zijn hoogstens minder zichtbaar. Op het vmbo zijn er meer vechtpartijen, op havo en vwo meer diefstallen.
Niet alle scholen zijn even actief in de registratie van incidenten. „Scholen die beginnen met registreren, schrikken vrijwel altijd van de cijfers”, zegt S. Boersma van DSP. „Docenten en directie hebben vaak geen idee van wat er zich afspeelt. Een gemiddelde school registreert zo’n acht incidenten per maand. Maar een school die z’n best doet, registreert er vaak wel acht per dag.”
Lector Bram de Muynck van Hogeschool Driestar Educatief, schrijver van een boekje over pesten, plaatst een kanttekening bij de resultaten. „Ik heb de indruk dat er meer gegevens worden geregistreerd. De vraag daarbij is natuurlijk of er ook daadwerkelijk meer wordt gepest. Ik heb zelf het idee dat scholen er alerter op zijn.”
Of het reformatorisch onderwijs pestgedrag structureel registreert, is De Muynck niet bekend. „Alle reformatorische scholen hebben wel een vertrouwenspersoon, die de plicht hebben de klachten intern te rapporteren aan de directie.” De lector heeft de indruk dat er vrij veel aandacht voor het probleem is. „Docenten zijn er alert op, maar aandacht blijft nodig.”
De Muynck kan niet zeggen of pesten op reformatorische scholen meer voorkomt dan op neutrale. „Pesten kent hier soms een specifiek karakter. Leerlingen worden soms gepest op grond van kerkelijke achtergrond of uiterlijke kenmerken, als lang haar of kort haar, lange broek of rok. Dat is misschien nog wel erger dan ’gewoon’ pesten.”
Een betrekkelijk nieuwe vorm van pestgedrag heeft via internet, e-mail en sms plaats. Deze vorm van pesten is veel venijniger, blijkt uit onderzoek. Veel leerlingen durven hier geen melding van op school te maken. De Muynck pleit daarom voor aandacht voor deze vorm van pestgedrag. „Msn’en is op reformatorische scholen net zo populair als op andere scholen.”