Stopzetting energiesubsidie ingrijpend
De gevolgen van de beslissing van minister Wijn om de subsidie van schone en duurzame elektriciteitsopwekking stop te zetten, zijn ingrijpend, stelt ir. Gert Harm ten Bolscher. Laat de minister de durf hebben om op zijn besluit terug te komen.
Minister Wijn van Economische Zaken heeft eind vorige week de stekker getrokken uit een regeling die een schone en duurzame elektriciteitsop- wekking subsidieert. Daar- mee ondermijnt het kabinet voor de derde keer in korte tijd het vertrouwen van investeerders als het gaat om investeringen in duurzame energieopwekking.Onder andere partijen in de agrarische sector, zoals tuinbouw- enveehouderijbedrijven, worden hierdoor getroffen en dat nog wel door een minister van de CDA, een partij die herhaaldelijk belijdt aandacht te hebben voor de positie van agrariërs. Woorden, en dan het tegenovergestelde doen?
De beslissing om de MEP-subsidies (Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie) stop te zetten heeft ook gevolgen voor ontwikkelaars van windenergieparken, investeerders in zonne-ener- giesystemen voor de opwek- king van elektriciteit en par- tijen die natuurlijke materialen (zogenaamde biomassa) of bio-olie willen gebruiken voor de opwekking van elektriciteit. Verschillende ondernemers waren, soms al jarenlang, bezig met de ontwikkeling van plannen voor duurzame energieopwekking om daarmee de eigen bedrijfsvoering te verbeteren en het milieu een handje te helpen.
Niet rendabel
Door de beslissing van minister Wijn om met onmiddellijke ingang de subsidieregeling te stoppen, zijn veel van deze plannen niet meer rendabel. Het gevolg is dat een streep gaat door deze projecten, de gemaakte kosten en afgesloten contracten ten spijt. Het gaat dan om bedragen van 10.000 tot 100.000 euro. Dat betekent forse financiële klappen voor (agrarische) ondernemingen die soms blij zijn als ze het bedrijfsresultaat in zwarte cijfers kunnen schrijven.
Volgens minister Wijn gaat Nederland de doelstelling van 9 procent duurzaam opgewekte elektriciteit in 2009 halen en is daarom een stop op subsidies gerechtvaardigd. „Wegens succes gesloten”, zei de minister tijdens een interview. Leuk gevonden, maar gelooft hij zelf wat hij zegt? Of is de blik alleen gericht op de korte termijn? Na de verkiezingen moet een nieuw kabinet maar beslissen over verdere investeringen in duurzame energie, zei hij. Hij vergeet echter dat deze doelstelling gehaald zal worden dankzij de inzet van de MEP-subsidie.
Opmerkelijk genoeg laat zijn collega-bewindsman, staatssecretaris Van Geel (Milieu), enkele dagen later een ander geluid horen. Bij de officiële opening van de eerste biocentrale in Nederland die door de verbranding van geschilderd hout warmte en stroom produceert (in het Twentse Goor), geeft hij aan dat Nederland meer duurzame energie moet gaan opwekken. „Een serieuze optie dit doel te bereiken is af te spreken hoe groot het aandeel van de bio-energie moet zijn”, zo stelde Van Geel (CDA) maandag in Goor.
Van Geel: „Onze ambities reiken verder. De overheid hoort een klimaat te scheppen waarin het bedrijfsleven graag investeert in kleinschalige biocentrales zoals die in Goor.” Overheidssteun hoort volgens hem gericht te zien op verlaging van de kostprijs voor de bouw van biocentrales. „Daardoor wordt het opwekken van bio-energie rendabel.” Dankzij de actie van zijn collega-bewindspersoon en partijgenoot hebben investeerders weer voor jaren koud watervrees.
Ingrijpend
De gevolgen van de beslissing van minister Wijn zijn ingrijpend. Het ’verrassende’ beleid van de overheid op dit gebied zal jarenlang invloed hebben op de investeringsbereidheid van ondernemingen in duurzame energieopwekking. En dat door een kabinet dat niet eens het mandaat heeft om ingrijpende beslissingen te nemen. Zou minister Wijn zich welbewust zijn dat vertrouwen in de overheid te voet komt en te paard gaat? Nieuwe initiatieven zullen pas plaatsvinden als er weer vertrouwen is in de overheid als betrouwbare partner in dergelijke trajecten.
Investeerders in milieuvriendelijke systemen durven alleen risico’s aan als de belangrijkste kosten- en opbrengsten bekend zijn. Door regelmatig een subsidieregeling van toepassing te verklaren en vervolgens weer in te trekken, zullen investeerders zich in het vervolg drie of vier keer bedenken voor ze weer initiatieven nemen. De kans is groot dat, het theoretische optimisme van de minister ten spijt, over een aantal jaren Nederland praktisch niet meer voldoet aan de Kyotodoelstellingen, waardoor dan weer in allerijl een nieuwe stimuleringsregeling uit de kast getrokken moet worden. De nare smaak uit de periode 2003-2006 zal dan nog steeds niet verdwenen zijn.
Juist nu er een structurele en wereldwijde energieschaarste heerst, laat de Nederlandse overheid zien dat ze geen ernst wil maken met de ontwikkeling van een duurzame energievoorziening. Het argument dat „mogelijk de minimum EU-inspanning in 2010 behaald zal worden”, laat zien dat de ambities ontbreken en er geen langetermijnvisie bestaat.
Durf
Ik roep minister Wijn en het kabinet op om pas op de plaats te maken en de durf te hebben terug te komen op de genomen beslissing. Zadel een volgend kabinet niet op met de brokken van dit kabinet en voorkom dat Nederland nog sterker afhankelijk wordt van het Midden-Oosten en Rusland als het gaat om de energievoorziening. Dat laatste geeft nog meer onzekerheid dan de acties van het huidige kabinet. En last but not least: CDA, laat zien dat het veel geroemde rentmeesterschap echt een onderwerp is binnen de partij.
Een andere optie is om nog een goed te overwegen wat de gevolgen zijn van de genomen beslissing en op basis daarvan het besluit aan te passen. Ik wil Wijn al wel enkele oplossingsrichtingen aanreiken. Mijn eerste suggestie is om een overgangsregeling te ontwikkelen voor partijen die aantoonbaar al een begin gemaakt hebben met de realisering van een systeem voor duurzame elektriciteitsopwekking. De aanvraag van een bouwvergunning of de beschikbaarheid van een financieringsplan kunnen bijvoorbeeld beoordelingscriteria zijn. Deze partijen hebben hun keuzes namelijk gebaseerd op de beschikbaarheid van de MEP-subsidie, onder andere omdat het ministerie in het Energierapport 2005, ”Nu voor Later”, toegezegd heeft dat „de MEP blijvend zal worden ingezet om de doelstelling van 9 procent duurzame elektriciteit in 2010 mogelijk te maken.”
Vervolgens wil ik hem adviseren om de MEP in ieder geval desnoods in afgeslankte vorm te handhaven om systemen te ondersteunen met name voor mkb-bedrijven die voldoen aan een bepaalde gemeten milieu- of duurzaamheidsprestatie. De subsidie helpt dan de markt om systemen meteen hogere milieukwaliteit te ontwikkelen, daar profiteert zowel de economie als het milieu van. En dat kan van lang niet alle stimuleringsregelingen gezegd worden.
De auteur is vestigingsmanager bij DWA installatie- en energieadvies.