Rein
Toen Jozef uit de gevangenis tot Farao werd gebracht, schoor men hem en veranderde zijn kleren Toen Nebukadnezar enige jongelingen liet uitzoeken om te staan in des konings paleis, zag men om naar jongelingen die geen gebrek hadden, maar schoon van aangezicht waren.
Zou die gewoonte, die bij aardse koningen zo gebruikelijk was, ook geestelijk tot de Heere Jezus kunnen worden overgebracht? Die het gegund zal worden Hem te zien, behoort er dan ook wel bij gesteld te zijn. Onder het oog van zo’n reine Majesteit hoort geen vuile gestalte, maar rein bij rein en heilig bij heilig. Hoe zoet vertoont de Heere Jezus dat in deze tekst. Hij spreekt hier van mensen die bij de grote Koning toegelaten zullen worden. Het zijn de reinen van hart die de Heere Jezus hier op het oog heeft. Voor het hart rekent hier de Heere het binnenste van de mens, de voornaamste zitplaats van het leven.Hoe gelukkig zijn zij die zo rein van hart zijn. Kinderen van God, is het niet genoeg een rein hart te hebben? O, wat is een vuil hart een modderpoel van schrik en duisternis. Een natuurlijk mens ziet het niet, maar toen u aan uzelf ontdekt werd, kwam u toen niet zo voor God? En Hij schonk u een rein hart.
Abraham Hellebroek, predikant te Rotterdam (”Bijbelse Keurstoffen”, 1734)