De bevrijding die geen bevrijding was
DEN HAAG - De Nederlandse herdenking van het einde van de Tweede Wereldoorlog, dinsdag in Den Haag, trok ook dit jaar weer duizenden bezoekers. De aandacht voor het Indiëverleden lijkt aan populariteit te winnen.
„Of ik een Indiëverleden heb? Ik was een inlander, heb in een interneringskamp gezeten, met alles erop en eraan”, zegt de Indische Nederlander R. R. Pelsmaeker (75). „Onze familie heeft de meest gruwelijke dingen meegemaakt; verschillenden zijn omgekomen bij de aanleg van de Birmaspoorweg.” Pelsmaeker is een van de duizenden die dinsdag aanwezig waren bij de herdenking van het einde van de Tweede Wereldoorlog in Den Haag. De capitulatie van Japan, op 15 augustus 1945, betekende ook het einde van de jappenkampen in Nederlands-Indië, waar duizenden Nederlanders gevangen zaten. „Maar een bevrijding was het niet”, zegt de verweerde Indiër. „We werden door iedereen als vijand gezien. In 1948 zijn we naar Nederland gekomen.”De toegenomen aandacht voor Indië van de laatste jaren staat in schril contrast met de jaren meteen na 1945. Nadat Japan capituleerde, probeerde Nederland krampachtig Indië als kolonie te behouden. In 1949 kwam er alsnog een einde aan de 350-jarige band tussen Nederland en ”de Oost”. Intussen konden de teruggekeerde Nederlanders, ’halve Nederlanders’ en ’collaborerende’ Indiërs allesbehalve op een warm onthaal rekenen. Nederland verwerkte na vijf jaar onder het Duitse juk het eigen oorlogsverleden. Ruimte voor het Indische verhaal was er niet.
„Het heeft lang geduurd voordat er aandacht kwam voor onze geschiedenis”, verzucht Pelsmaeker. „Zo langzamerhand gebeurt er heel wat, maar die beginjaren kan niemand meer goedmaken.” Dat zeggen ook veel Nederlandse militairen die na de bevrijding naar Japan werden gestuurd. Ook zij waren gisteren in Den Haag in groten getale aanwezig. „Er was niemand die begrijpt wat wij daar meegemaakt hebben”, zegt J. Volkering. De 77-jarige oud-militair, behangen met medailles, is een van de velen die tegen wil en dank na de oorlog naar Indië werden gestuurd. „Je verhalen hoefde je niet te vertellen”, vult zijn maat P. Kuyvenhoven (80) aan. „Er werd geen aandacht aan besteed.”
Bij de herdenking, gisteren bij het Indisch Monument aan de Haagse Teldersweg, legde onder anderen premier Balkenende een krans. Een 17-jarige scholiere sprak over haar gevoelens bij de jappenkampen, en stond vooral stil bij de zogeheten troostmeisjes: Nederlands-Indische meisjes en vrouwen die de seksuele behoeften van de Japanse soldaten moesten stillen. „Ik denk dat de troostmeisjes me zo raken omdat ik zelf ook een meisje ben. Ik heb me geprobeerd voor te stellen hoe het moet zijn geweest, maar ik zal u eerlijk vertellen: dat is onmogelijk. Ik, als meisje van zeventien, kom uit zo’n veilige omgeving, dat ik me daar onmogelijk in kan verplaatsen.”
Voor veel aanwezigen is de jaarlijkse bijeenkomst hét moment van herdenken geworden. De 72-jarige J. F. Limuhelu verloor negen directe familieleden in de kamptijd. Zijn ogen vullen zich met tranen. „Daarom wil ik deze dag voor geen goud missen. Vorige week had ik griep. Ik was zó bang dat ik hier vandaag niet had kunnen zijn. Dit is de eerste dag dat ik weer op ben.” De Indische Nederlander ervaart de toenemende belangstelling voor zijn verleden als een grote troost. „Erkenning, daar gaat het om.”
De andere oorlog
In april 1942 valt Japan Nederlands Indië binnen. Zo’n 100.000 Europese burgers, voornamelijk Nederlanders, worden onder erbarmelijke omstandigheden geïnterneerd. Aan de meest elementaire levensbehoeften is schreeuwend gebrek. Er vallen duizenden dodelijke slachtoffers; onder de zogeheten Romusha’s, Javanen die werden ingezet voor onder andere de beruchte Birmaspoorlijn, mogelijk zelfs enkele miljoenen.
Op 15 augustus 1945 capituleert Japan. De ‘kampers’ kunnen echter hun gehate onderkomen niet verlaten omdat de nationalistische gevoelens onder de Indiërs intussen sterk zijn aangewakkerd. Nederland stuurt 100.000 militairen, maar moet –vooral onder buitenlandse druk– in 1949 de kolonie opgeven. Velen emigreren noodgedwongen naar Nederland, ook al zijn ze daar nooit eerder geweest.
In Nederland wordt de geschiedenis van de geïnterneerden aanvankelijk niet erkend. Er is een ander oorlogsverleden te verwerken. Pas op 15 augustus 1970, 25 jaar na de capitulatie van Japan, vindt voor het eerst een uitgebreide herdenking plaats. Die wordt herhaald in 1980 en vanaf dan jaarlijks.
Nog steeds ligt de erkenning van het oorlogsverleden erg gevoelig. Gistermorgen bezocht de Japanse premier Koizumi de omstreden Yasukuni oorlogstempel in Tokio, uitgerekend op de dag waarop de wereld de capitulatie van Japan herdenkt. In de tempel worden onder anderen Japanse oorlogsmisdadigers geëerd.