Limburg ligt voor Denen in Zuid-Holland
Of het nu om Friesland of Limburg gaat, voor de Denen liggen deze provincies altijd in Holland. Dat lijkt voorlopig ook zo te blijven, want de taalofficials menen niet dat dit verkeerd is. Dat Holland Nederland heet willen ze desnoods nog wel toegeven, maar Holland is zodanig ingeburgerd dat het niet redelijk zou zijn om de mensen daarover te kapittelen.
De bedoelde officials zitten in de Deense Taalraad, een door het ministerie van Cultuur financieel onderhouden instantie waarvan de burelen zijn ondergebracht bij de universiteit van Kopenhagen. De taak van de raad is de ontwikkelingen in de Deense taal te registreren en waar nodig richtlijnen te geven omtrent het juiste gebruik van termen, leestekens en grammatica.
De adviezen geven soms aanleiding tot de hevigste disputen, waaruit in ieder geval blijkt dat de moedertaal vele burgers niet onberoerd laat. Zo kwam deze taalinstantie recent met de aanbeveling de zogenaamde grammaticale komma te vervangen door de veel vrijere pauzekomma. De ’oorlog’ die hierover is ontbrand tussen voor- en tegenstanders woedt al zeker een jaar.
Minder druk echter blijkt de Deense goegemeente zich te maken over de zojuist door de raad gegeven -vage- visie op Holland en de bijbehorende taal, „Hollands.” Inderdaad kunnen deze aanduidingen de bron zijn van menig misverstand, aldus de raad, en daarom zijn er goede redenen om in plaats daarvan de juistere termen Nederland en Nederlands te gebruiken.
Zo’n veelvoorkomend misverstand is bijvoorbeeld dat Zuid-Holland een provincie in het zuiden van het land is, terwijl Limburg volgens de Deense taalpraktijk in het zuiden van Holland (”Sydholland”) ligt. Een soortgelijk verhaal kan worden opgehangen bij Noord-Holland en Friesland of Groningen (”Nordholland”).
Taalraad-secretaris Ole Ravnholt geeft het volmondig toe: „Ik heb zelf in Tilburg gewoond, dus ik weet er alles van. Maar wij willen en kunnen niet voorschrijven hoe landen worden genoemd. Dat is onze taak niet, want we houden ons alleen bezig met de ontwikkeling van de Deense taal als zodanig”, zo probeert hij uit te leggen. Maar heet het vak Nederlands aan de universiteit dan ook Hollands? „Nee”, zegt Ravnholt, „vakmensen hebben het over ”Nederlandsk”, maar in het dagelijkse spraakgebruik heet het ook voor hen ”Hollandsk”.
Ravnholt erkent ook dat in de buurlanden Noorwegen en Zweden Holland of al helemaal uitgestorven is, of bezig is uit te sterven. De Noren houden het namelijk het simpelst en kiezen zowel in de media als in overheidsverband voor Nederland. Niets meer en niets minder. De Zweden doen een tikkeltje moeilijker en hebben het over ”Nederländerna” (en voor de taal ”Nederländska”), analoog naar de meervoudsvorm zoals je die ook in het Duits en het Engels aantreft.
De Deense media houden het altijd en zonder uitzondering op Holland. En de overheid? Die moddert maar wat aan. In veel in het Deens vertaalde stukken uit de Europese hoofdstad Brussel wordt ”Nederlandene” (ook de meervoudsvorm dus) geschreven, ook al om de Belgen in de deelstaat Vlaanderen niet voor het hoofd te stoten, want die spreken tenslotte ook ”Nederlandsk”. Maar verder is het toch allemaal ”Hollandsk” wat de klok slaat.
Zelfs de nieuwste uitgave van de gerenommeerde Deense encyclopedie van uitgeverij Gyldendal (de tegenhanger van de Winkler Prins zeg maar) wringt zich in de gekste bochten om de aanduiding ”Nederlandene” buiten de kolommen te houden.
Op het eerste gezicht wonderlijk, maar de redacteur van het naslagwerk zat tot voor kort tegelijkertijd ook in de Deense Taalraad, en zo is de cirkel rond.