Cuba’s toekomst zonder Fidel Castro
HAVANA - In Cuba is er vooral niets aan de hand: Fidel Castro is herstellende van een chirurgische ingreep. De bijna tachtigjarige revolutionair maakt het verder prima en hoopt snel zijn werk te kunnen hervatten.
Nadere details ontbreken. Het is zelfs niet bekend in welk ziekenhuis de Cubaanse president zich bevindt. Onafhankelijke journalisten kunnen niets meer ontdekken dan wat de staatsmedia propageren. Wel zijn er enkele berichten opgevangen over ongebruikelijke troepenbewegingen en een verscherpt toezicht van revolutionaire buurtcomités. Het uitblijven van concreet nieuws over de gezondheidstoestand van Castro doet een groeiend aantal Cubanen vrezen dat hun commandant mogelijk niet aan de macht zal terugkeren.Deze gedachte -een leven zonder Fidel- schept een sfeer van angst en onzekerheid over de toekomst waarvan de diepgang moeilijk te onderschatten is. Het aantreden van Raul Castro, Fidels vijf jaar jongere broer, als waarnemend president is daarbij slechts een schrale troost.
De jongere Castro, die tevens minister van Defensie is, laat niet van zich horen. Raul Castro mist het charisma van zijn broer en opereert van oudsher op de achtergrond waar hij een naam voor zich maakte als een revolutionaire dogmaticus.
Vijf jaar terug verklaarde Raul Castro in een vraaggesprek dat de VS er verstandig aan zouden doen om hun betrekkingen met Cuba te normaliseren „voordat Fidel het leven laat.” Raul Castro waarschuwde de regering in Washington bij die gelegenheid dat het aanhalen van de banden met Cuba op een later tijdstip „aanzienlijk moeilijker” zal blijken waarmee de legerleider wilde aangeven dat hij -meer nog dan zijn broer- zal streven naar revolutionair perfectionisme.
Raul Castro is al 47 jaar lang de gedoodverfde opvolger van zijn broer. De ziekte van Fidel Castro treft de Cubaanse regering niet onverwachts. De machtsoverdracht van Fidel naar Raul is jaren in de maak geweest waarbij instellingen van de Communistische Partij als het politburo (centraal comité) een iets grotere rol kregen toebedeeld en het staatsapparaat minder kwam te leunen op het charisma van Fidel. Het mogelijk naderende einde van het Fideltijdperk treft Cuba op een goed moment. Mede dankzij de steun ontvangen uit het olierijke Venezuela, dat Cuba jaarlijks meer dan twee miljard dollar toestopt, is de recessie omgezet in een robuuste groei waarvan de meeste Cubanen meteen profiteerden.
De politieke verschuiving in Latijns-Amerika naar links heeft het eiland bovendien uit zijn isolement gehaald waarbij de Venezolaanse president Hugo Chavez zichzelf opwierp tot de vaandeldrager van de Cubaanse belangen in een zoveelste (succesvolle) poging om de regering in Washington te irriteren.
Het enthousiasme dat zich meester maakte van de Cubaanse ballingengemeenschap in Miami lijkt dan ook voorbarig of zelfs misplaatst. Hoewel een bestaan zonder Fidel Castro op Cuba een grote mate van onzekerheid schept, is het eiland voorbereid op dit scenario en de kans is groot dat de revolutie nog enige tijd kan standhouden.