Preekvoorbereiding
Bij de voorbereiding van het nieuwe cursusjaar kwam ik opnieuw terecht bij het thema ”de voorbereiding van de preek”.
Daaraan zit natuurlijk een ’ambachtelijke’ kant. Het werken aan een preek betekent immers dat je de tekst grondig uitlegt. In handboeken zijn ook regels te vinden hoe je op een goede manier de oude boodschap aan de harten van de hoorders van nu kunt leggen. Bovendien zijn er voorschriften om de preek een goede structuur te geven.Toch zit er aan de voorbereiding van de preek ook nog een andere kant. Kernachtig is dat onder woorden gebracht door Martyn Lloyd-Jones. Hij schrijft dat „de eerste en allerbelangrijkste taak van de prediker is dat hij zichzelf voorbereidt en niet zijn preek.” Bij die ”voorbereiding van zichzelf” gaat het op zijn minst om de volgende vier punten.
Een geestelijk mens
Allereerst moet iedere dienaar van het Woord erop toezien dat hij persoonlijk deelt in de genade die hij aan anderen wil verkondigen. Het feit dat je predikant bent, betekent namelijk niet automatisch dat je een kind van God bent. Richard Baxter (1615-1691) schrijft dat het een ramp is die in de kerk veel voorkomt dat er onwedergeboren predikanten zijn zonder enige geestelijke kennis. Hoevelen worden dominee, zo voegt hij daaraan toe, voordat zij een oprecht christen zijn?
Maar dat is niet het enige. Een dienaar van het Woord dient ook ”een geestelijk mens” te zijn. Hij dient zich te oefenen in de verborgen omgang met God, in het geloof en in een heilig leven (vergelijk onder meer 1 Timótheüs 4:12 vv.). Opnieuw verwijs ik naar Baxter. Hij schrijft dat wanneer een predikant veel „met God heeft verkeerd” tijdens zijn voorbereiding, dit doorklinkt in zijn prediking en doorwerkt in de hoorders.
Aan de andere kant biecht hij ook op dat hij aan zijn gemeente soms de kwalen van zijn eigen ziel laat merken: „Als ik mijn hart koud laat worden, worden mijn preken koud. Als mijn hart in verwarring is, worden mijn preken ook verward.” Daarom roept hij zijn ambtsbroeders op de wacht te betrekken bij hun eigen hart: „Houd het leven des geloofs, uw liefde en uw ijver in stand; zoek veel in stilte de verborgen omgang met God!”
Omgang met de Schrift
Een dienaar van het Woord dient zich te oefenen in de omgang met de Schrift. Lloyd-Jones waarschuwt er in dit verband terecht voor dat we de Schrift niet moeten lezen als een soort „theologen- of domineesboek.” Dat gebeurt bijvoorbeeld wanneer we de Bijbel vooral of alleen maar raadplegen om antwoord te vinden op onze theologische vragen of exegetische problemen.
Iets vergelijkbaars gebeurt wanneer we de Bijbel hoofdzakelijk gebruiken om teksten te vinden voor onze zondagse preken of passende passages voor onze pastorale bezoeken. Neen, een dominee dient het Woord van God allereerst te lezen als voedsel voor zijn eigen hart. Dat houdt in dat hij het Woord regelmatig leest, biddend en mediterend, en het voortdurend zoekt toe te passen op zijn persoonlijke leven.
Biddend leven
Van een dienaar van het Woord mag ook verwacht worden dat hij een man van gebed is. Daarmee bedoel ik niet alleen dat zijn voorbereiding van de eredienst tussen de accolades van het gebed staat. In feite dient heel zijn ambtelijke dienst gedrenkt te zijn in de gebeden.
Ik denk in dit verband aan de woorden van Rober Traill (1642-1716). Hij schrijft: „Dienaren van het Woord moeten veel bidden, als zij vruchten op hun werk willen zien. (…) Zij behoren te bidden om een zegen over het Woord en zij behoren in het bijzonder God veel te zoeken voor hun mensen. Dit zou wel eens de reden kunnen zijn waarom sommige dienstknechten van God met minder gaven en talenten meer gezegend worden dan anderen die ver boven hen uitsteken in bekwaamheden. Niet omdat zij beter preken, maar veeleer omdat zij meer bidden.”
Pastoraal inzicht
In de geschriften van de puriteinen komen we vaak de gedachte tegen dat een prediker een „man van één boek” is, dat wil zeggen: van de Bijbel. Toch wordt ook wel gezegd dat hij voor zijn preken twee boeken grondig moet bestuderen: het boek van het Woord én het boek van zijn hoorders. Dat betekent niet dat die twee boeken gelijkwaardig zijn, laat staan dat de harten van de hoorders een openbaringsbron zouden zijn naast de Schrift! Integendeel, het gaat er deze puriteinse predikers juist om de harten van de hoorders onder de tucht van het Woord te brengen.
Daarvoor is niet alleen Schriftstudie nodig, maar ook pastoraal inzicht in de harten van mensen met al hun weerstanden, vragen, verlangens en vreugden. John Flavel (1628-1691) schrijft: „Predikanten die de toestand van hun kudde goed kennen -en dat behoort zo te zijn- zullen zelden met de handen in het haar zitten welke tekst ze moeten kiezen voor de volgende zondag. Wat hun gemeenteleden nodig hebben zal telkens weer hun tekstkeuze bepalen.”
Zo mag van een dominee verwacht worden dat hij zichzelf voorbereidt om zijn preek voor te bereiden, opdat het Woord valt in „een wel toebereide aarde.”
De auteur is hoogleraar voor de ambtelijke vakken aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Apeldoorn.