„Bij opsluiting is er meer aan de hand”
AMSTERDAM - „Bij een asielzoeker die onbehandelbaar is en alleen maar dag in, dag uit opgesloten kan zitten, moet meer aan de hand zijn dan een oorlogstrauma. En we moeten niet te snel spreken over groei van het aantal patiënten dat onder mensonwaardige omstandigheden leeft.”
Hoogleraar psychiatrie dr. B. P. R. Gersons, expert op het gebied van psychische trauma’s, reageert terughoudend op het alarmsignaal dat de bond voor verplegend personeel NU’91 gisteren afgaf. „Ze zullen er goede redenen voor hebben en niet zomaar zo’n bericht de wereld insturen, maar van een snelle groei van het aantal gevallen is mij niets bekend. Dit soort berichten begint vaak met één voorbeeld, vervolgens wordt er een aantal gevallen genoemd en dan wordt er al heel snel over toename gesproken. Dat is me soms te ongefundeerd.”Gersons is bestuurder van het academisch psychiatrisch centrum AMC De Meren in Amsterdam, een van de klinieken voor intensieve behandeling (kib’s), waar de zwaarste gevallen behandeld worden.
„Zelf hebben we één persoon die werkelijk onbehandelbaar is. Door aidsdementie heeft hij een hersenbeschadiging opgelopen waardoor hij geen greep op zijn gedrag meer heeft. Zoiets kun je niet repareren, niet rehabiliteren. Zo’n patiënt moet helaas volledig geïsoleerd worden.
Voor het personeel is dat ontzaglijk zwaar. Daarom wordt zo’n patiënt regelmatig verplaatst. Het personeel weet ook dat hij over enige tijd naar een andere afdeling gaat en dat ze hem niet vele maanden zullen moeten verzorgen. Op die manier is het te overzien en wordt het niet te belastend.”
NU’91 spreekt over mensonwaardige omstandigheden waaronder zo’n 75 tot 100 psychiatrische patiënten moeten leven.
„Wat is mensonwaardig? Vroeger werd zo iemand aan een boom gebonden en nauwelijks verzorgd. Dát is mensonwaardig. In de huidige psychiatrie is het soms noodzakelijk iemand volledig te isoleren.
Natuurlijk is dat vreselijk, maar het kan soms niet anders. Het is geen foltering of vernedering; we blijven hem zo goed mogelijk verzorgen. De klinieken doen wat ze kunnen; ze overleggen ook met elkaar of een ander soms nog mogelijkheden voor behandeling ziet.”
Is de situatie van de voormalige kindsoldaat uit Liberia waarover personeel uit Venray bij de vakbond NU’91 aan de bel trok, uitzonderlijk?
„Ja. Feit is wel dat oorlogservaringen een enorme invloed op iemands leven hebben. Dat weet ik uit de behandeling van veteranen waarbij ik betrokken ben. Hetzelfde geldt voor asielzoekers die veel ellende hebben meegemaakt.
We proberen greep op iemands gedrag te krijgen door te structureren, door interactie en medicatie. Het zijn uitzonderingen als dat totaal geen vat op iemand heeft. Iemand wordt niet alleen zo doordat hij kindsoldaat was. Er moet dan meer aan de hand zijn, bijvoorbeeld een hersenbeschadiging.”