Poolse premier maakt plaats voor tweelingcratie
WARSCHAU - Polen schrijft geschiedenis. Wat sinds de parlements- en presidentsverkiezingen van eind vorig jaar al in de lucht hing, werd begin deze week werkelijkheid toen president Lech Kaczynski (57) zijn tweelingbroer Jaroslav tot premier benoemde. Polen is ’s werelds eerste tweelingcratie.
Afgelopen maandag wees Lech Kaczynski zijn 45 minuten oudere broer Jaroslav aan als premier, nadat eerder op de dag premier Kazimierz Marcinkiewicz formeel het ontslag van zijn regering had ingediend. Vrijdag al had Marcinkiewicz zijn aftreden bekendgemaakt. Aan Jaroslav nu de taak om een nieuwe ministersploeg samen te stellen.Over het hoe en waarom van zijn vertrek was de scheidende premier uiterst terughoudend. Op een persconferentie zei hij dat het „een natuurlijke situatie is dat het hoofd van de regeringspartij premier is” en dat het „partijleiderschap een voorstel had gedaan” dat hij had geaccepteerd. Het is de bedoeling dat Marcinkiewicz dit najaar namens de partij Recht en Gerechtigheid (PiS) deelneemt aan de burgemeestersverkiezingen van de hoofdstad Warschau.
De PiS-partijleider dankte Marcinkiewicz „met heel zijn hart voor zijn moeilijke beslissing”, die voor het doel van de partij, de „Vierde Republiek”, van het allergrootste belang is. Dat achter deze mooie woorden een vies spelletje schuilgaat, is wel duidelijk. Alleen al de uitspraak van de ex-premier in de Poolse krant Dziennik dat hij „niet gelukkig was geen premier meer te zijn”, zegt voldoende. Fijntjes voegde hij eraan toe dat de Poolse politiek „erg meedogenloos” is.
Het heeft er alle schijn van dat in de afgelopen weken de tweeling heeft besloten de premier te ontslaan. Eind vorig jaar hadden de twee ”eenden” -zoals ze vaak worden genoemd- Marcinkiewicz nog nodig, omdat het beiden niet verstandig leek de Polen met twee identieke figuren op te zadelen die de belangrijkste functies van het land moesten bekleden. Maar de verwijdering tussen de premier en de broers werd zo groot, dat Marcinkiewicz het veld moest ruimen ten gunste van Jaroslav. Overigens bezwoor de laatste een halfjaar geleden nog dat hij en zijn broer nooit samen de twee sleutelposities van het land zouden bekleden.
Dat het tussen de premier en de gebroeders Kaczynski niet boterde, bleek wel uit het feit dat de president in mei, tegen de wil van Marcinkiewicz, Anna Fotyga als opvolger van -de uit onvrede opgestapte- minister van Buitenlandse Zaken Stefan Meller benoemde. Marcinkiewicz sloeg daarop terug door eind juni Pavel Wojciechowski zonder voorafgaand overlegd als nieuwe minister van Financiën te presenteren.
Achter deze benoemingen ging ook een inhoudelijk conflict schuil. Marcinkiewicz geldt als een liberale markteconoom, voor wie het steeds moeilijker werd zijn ideeën in praktijk te brengen - vooral na toetreding van de populistische partij Samoobrona (Zelfverdediging) en de ultraroomse Liga van Poolse Gezinnen (LPR). Die twee partijen hebben minder moeite met staatsuitgaven als het gaat om sociaaleconomisch beleid.
Daarnaast geldt de ex-premier, ondanks het eurosceptische programma van de PiS, als een pragmaticus in de relatie met Brussel, terwijl de twee eenden de nationale belangen van Polen vooropstellen. Wat Marcinkiewicz ten slotte waarschijnlijk de das omdeed, is dat hij in de Baltische badplaats Sopot op eigen initiatief een onderhoud had met Donald Tusk van het oppositionele Burgerplatform (PO), de partij waarmee de PiS na de verkiezingen aanvankelijk in zee zou gaan.
Door zijn rol van man achter de schermen in te ruilen voor het premierschap, neemt Jaroslav een groot risico. Niet alleen genoot Marcinkiewicz onder de Polen een grote populariteit (69 procent steunde zijn beleid), ook kan de nieuwe premier, die tegelijk partijleider wil blijven, de schuld niet meer op een ander schuiven. Dat ook de bevolking niet bepaald enthousiast is, blijkt wel uit het feit dat slechts 21 van de Polen hem als premier ziet zitten.
In ieder geval kunnen de Kaczynski’s nu werk maken van hun verkiezingsbelofte: het door middel van een grondwetswijziging realiseren van een Vierde Republiek, waarin een grote rol is weggelegd voor de staat, de president ruimere bevoegdheden moet krijgen en de corruptie hard moet worden aangepakt. Of deze belofte wél gestand wordt gedaan, zal de toekomst uitwijzen.