Duitse musea op zoek naar oorlogskunst
Duitse musea gaat intensiever op zoek naar ’oorlogskunst’ in de eigen collecties. Vooral in de kleinere musea blijkt dat nodig. Dat heeft secretaris–generaal Karin von Welck van de Cultuurstichting van de zestien Duitse deelstaten woensdag in Berlijn gezegd. Van zeker 760 schilderijen is de documentatie in elk geval niet waterdicht.
Een probleem in Duitsland bij de zoektocht naar kunst van nazi–slachtoffers is het tekort aan geld en personeel. Toch staan er diverse initiatieven op stapel. Eind deze maand spreekt het Coördinatiebureau voor verloren cultuurgoed allerlei experten over teruggave en de rol van het internet daarbij.
Medio december organiseert het Wallraf–Richartz Museum in Keulen een bijeenkomst onder de titel Musea in de schemering, aankoopbeleid 1933–1945. De Kunsthal van Hamburg doet in de tweede helft van februari iets soortgelijks.
De Tweede Kamer in Den Haag bespreekt oorlogskunst in Nederland donderdag weer. Dan komen de voorstellen van de commissie–Ekkart aan de orde, die inmiddels met instemming op hoofdpunten van het kabinet heeft geoordeeld er een schappelijker teruggavebeleid moet komen inzake kunst van oorlogsslachtoffers die in rijksbezit is gekomen. Verkopen door joden zullen eerder als gedwongen en dus als onrechtmatig worden bestempeld. Staatssecretaris Van der Ploeg heeft inmiddels een commissie aangekondigd, die over teruggave moet oordelen. Het Centraal Joods Overleg is boos omdat de commissie alleen kan oordelen als het rijk erom verzoekt en niet als de mogelijke eigenaar, diens rechtsopvolger of bij het ontbreken daarvan een organisatie dat doet.
De Tweede Kamer zal vermoedelijk akkoord gaan, waarop de commissie in januari kan beginnen aan een handvol claims.