Eenvoud kon Ecevit niet redden
Zijn enorme politieke overlevingsdrang heeft de Turkse premier Bülent Ecevit uiteindelijk niet kunnen redden. Zijn slechte gezondheid en de politieke beroering die daardoor ontstond, zijn hem als premier fataal geworden na een politieke carrière van meer dan vier decennia waarin hij een aantal malen de regering leidde.
De 77-jarige Ecevit moest aftreden, omdat ook zijn politieke vrienden vonden dat het zo niet langer meer kon. Zij verweten hem de regering vleugellam te hebben gemaakt, terwijl krachtig optreden gewenst was in verband met de economische crisis en de politieke hervormingen die nodig zijn om Turkije acceptabel te maken als lid van de Europese Unie.
Vasthoudendheid karakteriseerde de politieke loopbaan van Ecevit. Op tal van punten weigerde hij water bij de wijn te doen. Daardoor kreeg hij de reputatie niet gemakkelijk toe te geven. Tot het laatst toe bleek dat dat niet ten onrechte was. Terwijl ministers en parlementsleden van zijn partij het voor gezien hielden en hem opriepen af te treden, bleef hij zitten. Hij weigerde vervroegde verkiezingen uit te schrijven, maar dinsdag werd een vroegere stembusgang onontkoombaar, nadat zijn regeringscoalitie haar meerderheid in het parlement had verloren.
Bülent Ecevit was bijna de verpersoonlijking van de Turkse republiek van 1923, die twee jaar voor zijn geboorte werd uitgeroepen. Hij was gematigd links en fel voorstander van de scheiding van godsdienst en staat.
Ecevit werd in 1925 in Istanbul geboren als zoon van een hoogleraar geneeskunde en een schilderes. Al jong werkte hij voor Ulus, het blad van de gematigd linkse Republikeinse Volkspartij (CHP). Dat is de partij van de stichter van de Turkse republiek, Mustafa Kemal Atatürk (1881-1938). Atatürks vertrouweling Ismet Inönu haalde Ecevit de politiek binnen. Hij werd in 1957 in het parlement gekozen en was vanaf 1961 vier jaar lang minister van Arbeidszaken. Een jaar later werd hij partijvoorzitter.
In 1974 werd Ecevit premier van een coalitieregering en hij zou dat ambt in de jaren zeventig nog twee keer vervullen. In hetzelfde jaar 1974 gaf hij het bevel tot de invasie van het noordelijk deel van het eiland Cyprus, waarmee hij het respect van zijn volk en van de in Turkije zeer belangrijke en invloedrijke strijdkrachten verwierf.
Toch kreeg Ecevit het na de militaire staatsgreep van 1980 met die militairen aan de stok. Hij werd, terwijl hij weer premier was, enkele malen gearresteerd voor hoogverraad en voor zijn onomwonden kritiek op de onderdrukking en belandde in de cel.
In 1985 stapte hij uit de CHP, wegens de richtingenstrijd die deze partij verlamde, en stichtte met zijn vrouw Rahsan de Democratische Partij van Links (DSP). Toen de bejaarde Ecevit twee jaar geleden voor de vierde keer premier werd, leek de DSP moeite te hebben om bij de verkiezingen het resultaat van 1995 (14,6 procent) te herhalen. De arrestatie van PKK-leider Öcalan, die de Turken als hun grootste vijand beschouwen, maakte de kleine premier bij het volk echter bijzonder populair.
Ecevits politieke denkbeelden waren op het laatst niet meer zo radicaal als in de jaren vijftig, toen hij in een arbeidersdistrict voor het eerst tot parlementslid werd gekozen. Hij was aanvankelijk nogal anti-Europees.
Ook buiten de politiek was hij actief. Hij schreef tal van boeken en vertaalde veel buitenlandse literatuur in het Turks, zoals gedichten van de Nobelprijswinnaars T. S. Eliot en Tagore. Ecevit studeerde onder meer Engelse literatuur in Ankara en Sanskriet en Bengaals in Londen. Hij zette zich af tegen de Amerikaanse politicoloog Samuel Huntington, die stelde dat een botsing van de beschavingen onvermijdelijk is.
Ecevit genoot ook veel waardering omdat hij in tegenstelling tot vele andere Turkse politici niet corrupt was en er een eenvoudige levensstijl op nahield. Hij liet zijn hond zelf uit, deed boodschappen en reed in een oude wagen van Turkse makelij.