Binnenland

Kamer niet overtuigd van standhouden inburgeringswet

DEN HAAG (ANP) – De Tweede Kamer is er nog lang niet van overtuigd dat de nieuwe inburgeringswet die minister Verdonk (Integratie) wil invoeren, juridisch houdbaar is. Een meerderheid weigert mee te gaan in het risico dat de bewindsvrouw zou lopen. Het Kameroverleg maandag is opgeschort in afwachting van nadere uitleg. Verdonk wil echter alleen kleine aanpassingen.

12 June 2006 21:23Gewijzigd op 14 November 2020 03:50

Het grootste probleem is dat de minister de inburgeringsplicht niet alleen aan niet–westerse vreemdelingen wil opleggen, maar ook aan bijna 260.000 genaturaliseerde Nederlanders. Deze groep is juist belangrijk, omdat zij ruim de helft uitmaakt van de beoogde doelgroep inburgeraars.Kern van het nieuwe stelsel is dat zowel nieuwkomers als oudkomers moeten slagen voor een inburgeringsexamen. Doen zij dat niet binnen vijf jaar, dan riskeren ze een boete of krijgen ze geen definitieve verblijfsvergunning. De termijn gaat lopen, nadat betrokkenen zijn opgeroepen en een intakegesprek hebben gehad bij de gemeente.

De Tweede Kamer wil ook dat migranten met een achterstand gaan inburgeren. De gedachte is dat zij dan beter meedoen in de samenleving. De Kamer denkt echter dat de rechter het onderscheid tussen Nederlanders uiteindelijk zal afwijzen. De Raad van State, de Commissie Gelijke Behandeling en de Adviescommissie Vreemdelingenzaken (ACVZ) hebben al gewaarschuwd voor discriminatie.

Verdonk zelf blijft volhouden dat de wet wel juridisch houdbaar is. Volgens haar mag wegens een groot maatschappelijk belang onderscheid gemaakt worden tussen genaturaliseerde Nederlanders en Nederlanders. Inburgering is in haar ogen zo’n urgentie. In dat geval hoeft het niet in strijd te zijn met het gelijkheidsbeginsel als ongelijke gevallen ongelijk worden behandeld.

Bovendien stelde ze dat het alleen om drie groepen genaturaliseerden gaat voor wie inburgering echt van belang is: geestelijk bedienaren (vijfhonderd), mensen met een uitkering of mensen die helemaal geen inkomen hebben. Dan gaat het vaak om vrouwen die voor kinderen zorgen. Tegelijk gaat het om mensen die geen naturalisatietoets hebben afgelegd. Die is pas enkele jaren verplicht.

Toch kan Verdonk niet voor 100 procent de verzekering geven dat de wet niet strandt voor de rechter. „De rechter heeft altijd het laatste woord". Als die negatief zou oordelen over de inburgeringsplicht van een bepaalde persoon, hoeft dat volgens haar echter niet te betekenen dat de hele wet onderuit gaat. „Voor de anderen geldt de plicht dan nog wel", zei Verdonk.

De meeste fracties, waaronder haar eigen VVD, willen dat risico niet lopen. „Er hoeft maar één persoon gelijk te krijgen van de rechter en de plicht vervalt voor veel mensen", aldus VVD–Tweede Kamerlid Visser. Hij wil teruggrijpen op het advies van de ACVZ dat stelt dat mensen die acht jaar in Nederland waren tijdens de leerplichtige leeftijd, niet hoeven in te burgeren. Ook denkt hij dat een groot deel van de doelgroep binnen de regelingen van de sociale zekerheid een inburgeringsplicht opgelegd kan krijgen.

Ook de PvdA zit op die lijn. Daarnaast heeft de PvdA voorgesteld alle ingezetenen die onder de drie specifieke groepen vallen, onder de wet te brengen. Daardoor vervalt het onderscheid tussen Nederlanders, maar zouden ook autochtonen kunnen worden opgeroepen. Verdonk vindt dit onwenselijk en wijst op een eerdere wens van de Kamer om juist geen autochtonen eronder te laten vallen. Daarop kwam de ACVZ met een oplossing. Uiteindelijk stapte ze daar ook van af en kwam ze met de drie groepen genaturaliseerde Nederlanders.

De partijen hadden ook over de financiële en organisatorische kant veel vragen aan Verdonk. Zij zal een groot aantal schriftelijk beantwoorden. Het is niet bekend wanneer het debat verdergaat.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer