Kerk & religie

Mystieke ervaring als verleiding

HOORN - Mystieke ervaringen hebben niet zo veel te maken met extase en vervoering. Dat zijn eerder kinderziekten dan een na te jagen doel, zegt dr. Loet Swart. „Mystiek is vooral sterven aan jezelf, jezelf loslaten en God in je laten werken. Dat is veel moeilijker.”

K. van der Zwaag
19 May 2006 19:45Gewijzigd op 14 November 2020 03:46
HOORN – Dr. Loet Swart: „In de ware mystiek gaat het om optimale ontplooiing van de menselijke natuur, niet om pure vergeestelijking.” Foto Martin Mooy
HOORN – Dr. Loet Swart: „In de ware mystiek gaat het om optimale ontplooiing van de menselijke natuur, niet om pure vergeestelijking.” Foto Martin Mooy

Dr. Swart promoveerde vrijdag in Nijmegen op ”De geestelike Brulocht” van Jan van Ruusbroec, de vader van de Nederlandse mystiek. Paragraaf voor paragraaf loopt hij het hoofdwerk van deze Brabander na, die leefde van 1293 tot 1381.De middeleeuwse mysticus beschrijft in dit werk de mystieke omvorming in zijn totaliteit, vanaf het morele en godsdienstige leven dat voor alle gelovigen geldt, tot de hoogste mystieke uitbloei waaraan slechts een paar stervelingen toekomen. Hij onderscheidt daarbij drie etappes in het religieuze leven: het werkende, het innige en het schouwende leven.

Het eerste deel van de dissertatie (uitg. Vantilt, Nijmegen) geeft een overzicht van het onderzoek dat de afgelopen honderd jaar is verricht naar de vader van de Nederlandse mystiek en zijn werken en een doorlopend commentaar op de ”Brulocht”. Het tweede deel bevat een systematische analyse van Ruusbroecs hoofdwerk.

Hadewijch
Loet Swart (56) is praktiserend rooms-katholiek. Hij is actief in het theologisch vormingswerk, geeft inleidingen en retraites rond mystieke teksten en is redactiesecretaris en eindredacteur van Speling, een viermaandelijks tijdschrift voor spiritualiteit en mystiek.

Zijn belangstelling richtte zich aanvankelijk op de Spaanse mystiek (Swart woonde ook vijf jaar in Spanje) en op Hadewijch, een Nederlandse begijn uit de dertiende eeuw.

Eigenlijk wilde Swart een proefschrift schrijven over Hadewijch. Toen hij net wilde beginnen, verscheen er een dermate omvattend proefschrift over haar dat hij er weinig aan had kunnen toevoegen, zegt hij. „Zo kwam ik bij Ruusbroec terecht. Eerst had ik een vooroordeel tegen Ruusbroec. Hadewijch vond ik veel emotioneler; Ruusbroec rationeel. Maar ik ontdekte dat Ruusbroecs werk een gloedvolle kant heeft. Ik werd door hem gegrepen.”

Swart studeerde naast theologie ook neerlandistiek en richtte zich vervolgens op een taalkundig-literaire analyse van ”De geestelike Brulocht”. „Ik bestudeer de structuur van de tekst, leg deze uiteen in eenheden en probeer zo inzicht te krijgen in de inhoud van het werk. Ruusbroec schrijft niet zomaar een tekst waarin hij zijn mystieke ervaringen beschrijft, maar het geschrift bestaat ook uit (tekst)handelingen die gericht zijn op verandering van de lezer. Het is de bedoeling de lezer op weg te zetten, in beweging te krijgen, naar God.”

Omvorming
De ”Brulocht” is gericht op de „mystieke omvorming.” Het gaat Ruusbroec vooral om de innigheid van de omgang met God, het liefdesverlangen dat geraakt wordt door God en dat de mens in vlam zet. „Ieder christen moet naar volmaaktheid streven, dat is een algemeen christelijke en morele plicht, maar niet iedereen kan de volmaaktheid van het schouwende leven bereiken. Dat hoeft ook niet. Met andere woorden: je hoeft geen mysticus te zijn om in de hemel te komen. Het gaat in de derde fase vooral om een nieuwe kwaliteit in de omgang met God.”

Schuilt in de mystiek het gevaar van een elitair christendom? Nee, zegt Swart. „Dat gevaar zit meer in bepaalde kringen en cultuurtjes die de mystiek tot mode gemaakt hebben en daar duur over doen. Ruusbroec roept op om gelijkvormig te worden aan God -iets wat je nooit ten volle bereikt- en dat betekent: navolging van Christus in het leven van alledag.”

Gevaren
In zijn proefschrift wijst Swart ook op de gevaren van mystiek. Ruusbroec signaleert het gevaar dat de mens te veel gericht raakt op belevingen en vertroostingen, waardoor God op de achtergrond komt. „Valse mystiek is die mystiek die de mens op sleeptouw neemt en zichzelf in het middelpunt stelt. Als Ruusbroec over eenheid met God spreekt, onderscheidt hij een eenheid met of zonder middel. Met middel bedoelt hij de betekenis van genade, gebed, sacramenten en geloof. Maar ook als er de directe ervaring zonder middel is, is toch de bemiddeling niet opgeheven en altijd komt hij weer bij het middel, zoals de lofprijzing en het gebed, terecht.”

Ruusbroec gaat uit van het primaat van de ervaring. Zo spreekt hij over de komst van Christus in het hart, wat met grote vreugde en troost gepaard gaat. Maar deze ervaring isoleert de mens niet van het dagelijkse leven. Swart: „Ruusbroec vergelijkt de mystieke ervaring met een bij die uitvliegt en met de honing weer tot de korf keert opdat het voedsel zij tot vrucht van anderen. God werkt via het gevoel, maar dat is de echo van een kennis die veel dieper gaat dan het gevoel. De christen moet zich voortdurend afvragen: blijf ik steken in mijn gevoel, of zoek ik God?”

Het hoofdwerk van Ruusbroec kan de suggestie wekken dat het gaat om bruidsmystiek, de vereniging van de ziel met de bruidegom Christus. Dat is bij Ruusbroec niet het geval. „In zijn proloog op de ”Brulocht” zegt Ruusbroec dat Christus de menselijke natuur aanneemt. Hij situeert de bruiloft dus in een veel basaler punt: Gods nederdaling in de menselijke natuur. Aan de andere kant is door de incarnatie de weg vrijgemaakt voor de vereniging (niet de vereenzelviging) van de mens met God.”

Is mystiek vrucht van eigen inspanning of een kwestie van genade? Het laatste, zegt de promovendus. „De ”gracie”, zoals Ruusbroec dat noemt, is het fundament van de mystiek. Zoals Christus de ware meester is, zo is de Heilige Geest de eigenlijke mystagoog. Maar wie een geestelijke weg gaat, moet wel openstaan voor de leiding van de Geest.”

De schrijver heeft geen onderzoek gedaan naar de invloed van Ruusbroec op de Nadere Reformatie. Hij kan hier ook geen lijnen trekken.

De actualiteit van Ruusbroec ziet Swart in het hernieuwd spreken over God in termen van innerlijkheid en verantwoordelijkheid. „Kenmerkend voor de mystiek van Ruusbroec is de verankering van de ervaring in de Bijbel en de incarnatie. Dat mis ik in de huidige hausse van mystiek en gnostiek. Ik begrijp wel de rage rond de gnostiek vanuit de aantrekkingskracht van het geheimzinnige en het esoterische, maar het gnosticisme is zo dualistisch als het maar zijn kan. In de ware mystiek gaat het om optimale ontplooiing van de menselijke natuur, niet om pure vergeestelijking. In de mystiek komt de mens tot zijn recht, maar nooit zonder God.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer