„Honger mag in deze wereld niet voorkomen”
De hongersnood die Angola momenteel teistert, is voornamelijk het gevolg van menselijk handelen. Vooral de regering in Luanda en de Verenigde Naties liggen zwaar onder vuur. Coördinator van Artsen zonder Grenzen (AzG) Jonathan Caplan: „De overheid en de VN moeten eens ophouden met politieke spelletjes te spelen.”
Geduldig staan tientallen Angolese vrouwen met hun kinderen in het voedingscentrum in de rij. Een dun straaltje licht valt door de deuropening naar binnen en verlicht hun magere, afgetobde gezichten. Een voor een roept de medewerkster van Artsen zonder Grenzen hun namen af. Tijd voor de dagelijkse verstrekking van medicijnen.
Tamuluna krijgt een cocktail van antibiotica, ijzer en vitamines toegediend. Het babytje is ernstig ondervoed en lijdt aan longontsteking. Het gaat er niet bepaald zachtzinnig aan toe. Een verpleger spert de mond van het meisje open en giet het drankje er met een grote lepel in. De moeder houdt de verrichtingen van de hulpverlener met argusogen in de gaten.
„En dan te bedenken dat dit allemaal had kunnen worden voorkomen”, zegt Jonathan Caplan somber. De Amerikaan is projectcoördinator in de Angolese stad Malange, waar de Nederlandse afdeling van Artsen zonder Grenzen een viertal voedingscentra en een kliniek runt.
Maanden geleden waarschuwde AzG al dat Angola aan de vooravond van een dramatische voedselcrisis stond. Begin dit jaar kwamen de Angolese regering en Unita-rebellen een staakt-het-vuren overeen. Toen de voormalige oorlogsgebieden, die jarenlang van de buitenwereld waren afgesneden, opengingen, bleek al snel dat zich in die regio’s een humanitaire ramp van ongekende omvang aan het voltrekken was.
„De autoriteiten hebben zelf toegegeven dat Angola momenteel met de ernstigste hongersnood in Afrika kampt”, vertelt Jonathan Caplan. „Na lang aandringen deelt de regering op beperkte schaal voedsel uit in de Unita-gebieden, maar verder doet ze niets voor de getroffen burgers. De VN hebben op hun beurt verzuimd de bestaande hulpverlening in Angola aan te passen aan de huidige crisis.”
„In plaats daarvan blijven de Verenigde Naties en Luanda touwtrekken over de uitvoering van het demobilisatieproces”, vervolgt de AzG-coördinator. „Het Wereldvoedselprogramma voert zijn activiteiten veel te langzaam op. De overheid en de VN moeten eens ophouden met politieke spelletjes te spelen.”
Diverse hulporganisaties zijn zelf met voedseldistributie begonnen. Zonder de capaciteit en de coördinerende rol van de VN zijn die inspanningen echter absoluut onvoldoende om de hongersnood in Angola een halt toe te roepen. Bovendien kunnen hulpinstanties zich niet met hun eigenlijke taak bezighouden. Caplan: „Artsen zonder Grenzen is nu eenmaal geen voedselorganisatie.”
Een voor een begeven de Angolese moeders zich met hun kinderen weer naar hun slaapmatjes in het voedingscentrum, om te wachten op de volgende dag. Stuk voor stuk gebroken families, die net 41 jaar oorlog achter de rug hebben en nu voor de honger op de vlucht moesten slaan. Peinzend kijkt Jonathan Caplan naar de tientallen zwarte gezichten. „Honger mag in deze wereld eigenlijk helemaal niet voorkomen.”
Dit is het vierde deel in een reeks verslagen over hongerend Afrika.