„Asielzoekers liegen soms uit lijfsbehoud”
AMSTERDAM - Asielzoekers die de feiten verdraaien. VluchtelingenWerk Nederland en stichting Gave komen ze vaker tegen. Beide organisaties waarschuwen echter hier al te snel conclusies te trekken. „Sommigen liegen uit lijfsbehoud.”
De discussie over het afgetreden VVD-Kamerlid Hirsi Ali roept de vraag op hoe vaak asielzoekers op grond van een onjuist vluchtverhaal in Nederland asiel hebben gekregen. De conclusie dat nogal wat asielzoekers leugens vertellen om sneller voor een verblijfsvergunning in aanmerking te komen, vindt woordvoerder Annerieke Dekker van VluchtelingenWerk Nederland te kort door de bocht. „Het omgekeerde komt ook voor. Dat mensen sneller in aanmerking zouden komen voor een verblijfsvergunning als ze de waarheid zouden vertellen, maar dat uit angst toch niet doen.”Volgens haar spelen op de achtergrond vaak verschillende vormen van angst een rol. „Mensen veranderen soms hun naam of geboortedatum uit angst voor de autoriteiten in het land van herkomst. Anderen vertellen niet de volledige waarheid omdat ze bang zijn voor de Nederlandse overheid. Zij zijn eraan gewend dat autoriteiten niet te vertrouwen zijn. Bij anderen speelt mee dat familieleden in het land van herkomst in de problemen kunnen komen als bekend wordt dat zij zijn gevlucht.”
Als achteraf blijkt dat een asielzoeker op basis van een onjuist verhaal een verblijfsvergunning heeft gekregen, moeten er volgens Dekker niet te snel conclusies worden getrokken. „Je moet je afvragen of de sanctie om het Nederlanderschap in te trekken opweegt tegen de overtreding die is begaan. Kijk alsjeblieft naar alle feiten. Als iemand achteraf een mensenrechtenschender blijkt te zijn, is het een heel ander verhaal dan wanneer iemand om zijn familie te beschermen een andere naam heeft opgegeven.”
Medewerker Rien van der Toorn van stichting Gave, die zich bezighoudt met kerkelijk werk onder asielzoekers, kent ook diverse voorbeelden van mensen die hun vluchtverhaal hebben aangepast. Hij noemt de situatie van een Iraanse vrouw die haar land ontvluchtte. „Ze reisde op een toeristenvisum naar Frankrijk. Omdat ze een zo’n visum had, kon ze in Frankrijk geen asiel aanvragen en moest ze wel naar een ander land. Ze vroeg in Nederland asiel aan. Om haar sporen uit te wissen, veranderde ze haar naam. Anders zou ze door Nederland worden teruggestuurd naar Frankrijk, en van daaruit terug moeten naar Iran.”
Vaak voelen asielzoekers zich volgens Van der Toorn genoodzaakt hun naam, geboortedatum of vluchtverhaal gegevens aan te passen. „Je moet een politiek vluchtverhaal hebben om asiel te kunnen krijgen. Ik ken nogal wat sociale asielzoekers. Bijvoorbeeld een echtpaar uit Iran dat vluchtte om zijn huwelijk te redden, omdat beide families dat niet accepteerden. Dat levert hier geen verblijfsvergunning op. Mensen dikken hun verhaal daarom soms aan met politieke elementen. Anderen liegen een heel verhaal bij elkaar.”
Hoe reageert Van der Toorn als hij dergelijke verhalen hoort? „Laat ik vooropstellen dat ik mensen pastoraal en missionair begeleid. Ik wijs erop dat wij niet mogen liegen. Dat geldt ook voor een vluchtverhaal. Tegelijk is er vaak sprake van moeilijke dilemma’s. Sommigen liegen echt uit lijfsbehoud. Moeten asielzoekers alsnog de waarheid vertellen, ook als dat verstrekkende gevolgen voor hen kan hebben? Ik kan die keuze niet voor hen maken. Ze moeten daar zelf uitkomen met de Heere God.” Zonder leugens en bedrog te willen legitimeren, pleit hij voor invoelingsvermogen en een zeker begrip. „Ik denk aan de verhalen van Abraham en David in de Bijbel. Zij hangen op een gegeven moment ook een verhaal op dat niet helemaal klopt. Abraham zegt om zijn leven te redden dat Sara zijn zuster is. En David, de man Gods, bedient zich van een leugen als hij op de vlucht is voor Saul en bij de tempel om brood en een zwaard vraagt. Dat vergeten christenen wel eens. Als zelfs deze mannen Gods zo ver kunnen komen, kan ik me voorstellen dat dit bij asielzoekers ook wel eens gebeurt.”