„Kerkelijke leegloop heeft dieptepunt bereikt”
KAMPEN - De kerkelijke leegloop in Nederland heeft langzamerhand zijn dieptepunt bereikt. Zo’n 64 procent van de Nederlanders noemt zich nu onkerkelijk.
Dat zei dr. J. Becker van het Sociaal Cultureel Planbureau vrijdag tijdens een symposium over spiritualiteit en secularisatie in Kampen. „Er is een groei van kleinere religieuze groeperingen, die streng vasthouden aan de kerkleer en kerkelijke regels nodig vinden. Ook het geloof in religieuze wonderen buiten de kerk stijgt explosief. Of Adam en Eva bestaan hebben, is voor velen niet belangrijk, wel de vraag naar de zin van het bidden.”Dr. Becker sprak tijdens een symposium over spiritualiteit en secularisatie in Kampen, georganiseerd door de Vlaams-Nederlandse Werkgroep Godsdienstsociologie. De aanleiding voor het symposium was tweeërlei. Ten eerste het jubileum van 60 jaar institutionele godsdienstsociologie in Nederland: 60 jaar geleden werd het Katholiek Sociaal-Kerkelijk Instituut (KASKI) opgericht en kreeg W. Banning de eerste leerstoel voor godsdienstsociologie aan de Universiteit Leiden. Ten tweede werd tijdens het symposium het nieuwe tijdschrift ”Religie en Samenleving” gepresenteerd.
De tijdgeest is gunstiger geworden voor religieuze ideeën, aldus Becker. Hij stelde verder dat het begrip secularisatie achterhaald raakt en te ongenuanceerd is om nog goed bruikbaar te zijn. „Er is eerder sprake van een transformatie van religieuze ideeën. Je kunt het begrip secularisatie wel gebruiken als mantelbegrip of als aanduiding van een toestand. Maar besef dat het maar een etiket is. Beter is de ontwikkeling in stukken uiteen te leggen en per onderdeel te kijken hoe het zit.”
Nederland is volgens Becker niet meer het meest geseculariseerde land ter wereld. „Onze buurlanden, zoals Engeland en Duitsland, zijn meer geseculariseerd. Het spirituele heeft in Nederland nog steeds prestige en zo’n 40 procent vindt het mooi zichzelf als religieus mens te beschouwen.” Deze mensen zijn wel „religieuze alleseters”, zo voegde Becker eraan toe. „Zij komen niet in de kerk maar geloven wel in leven na de dood, zelfs in de hel. Zij hebben interesse in alternatieve geloofsvoorstellingen, onder het mom van: alles is welkom.”
Jongeren
Prof. dr. Hijme Stoffels, hoogleraar godsdienstsociologie aan de Vrije Universiteit, belichtte de ontwikkelingen onder jongere generaties de afgelopen zestig jaar. Voor veel jongeren uit orthodox-gereformeerde kringen blijft de evangelische stroming een aantrekkelijk alternatief, aldus Stoffels. „Het Flevo Totaal Festival van Youth for Christ trekt jaarlijks duizenden jongeren. Nederlandse katholieke jongeren kruipen uit hun schulp en nemen massaler dan voorheen deel aan Wereldjongerendagen. De aantrekkingskracht van de religieuze bewegingen uit de jaren zeventig en tachtig lijkt echter te tanen en maakt plaats voor een diffuse belangstelling voor allerlei paranormale en exotische zaken. Zolang het maar in de lifestyle past.”
In toenemende mate vormen jongeren van etnische minderheden een belangrijk deel van de nieuwe generaties. „In de grote steden is de helft of meer van de jongeren van allochtone afkomst. Bij hen speelt religie, of dit nu islam of christendom betreft, een andere en doorgaans belangrijkere rol dan bij autochtone jongeren. Door hun groeiende omvang kunnen zij de religieuze verhoudingen in Nederland opnieuw doen veranderen.”
Prof. Stoffels sprak in dit verband van „verzuidelijking” van religie. „Op een doorsnee zondagochtend gaan er in Amsterdam enige duizenden blanke kerkgangers naar protestantse en rooms-katholieke kerken. Het aantal zondagse bezoekers van migrantenkerken en internationale kerken in die stad wordt op een veelvoud daarvan geschat.”
Is er sprake van een religieuze opleving? Prof. Stoffels vindt het nog te vroeg om die conclusie te trekken. „Voor een religieuze opleving zouden we ook een opleving moeten constateren onder katholieke en seculiere jongeren. Er is hiervoor nog te weinig feitenmateriaal. EO-jongerendagen en jeugdkerken putten uit hetzelfde reservoir: de orthodox-protestanten, hetzij evangelisch of calvinistisch. Het algemene beeld in Nederland wordt toch gevormd door ontkerkelijking en de vervaging van een persoonlijk Godsbeeld.”
Dubbelzinnig
Prof. dr. A. Houtepen, emeritus hoogleraar oecumenische theologie aan de Universiteit Utrecht, noemde zowel de secularisatie als het spreken over ”de terugkeer van God” dubbelzinnig. „Praten over religie is nog niet hetzelfde als godsgeloof, Daarvoor is het godsgeloof te omvattend en was ook het afscheid van het godsgeloof in de secularisatie van Europa te allesdoordringend. Onze kinderen groeiden op als agnosten: als mensen die van God en godsdienst niet meer of nog nooit hebben gehoord, die geen kerkverlater kunnen heten omdat ze nooit kerkbezoeker waren.”
De meeste mensen die geloof en kerk vaarwel hebben gezegd, hebben volgens Houtepen geen kennis genomen van de enorme veranderingen in geloofsvoorstelling en -beleving die na hun vertrek hebben plaatsgevonden. Ze zijn in dat opzicht te beschouwen als „religieuze analfabeten.” „De godsidee die sommigen van hen bestrijden, zoals bijvoorbeeld Herman Philipse, is door de meerderheid van de gelovigen al lang verlaten. Ook in het debat over Intelligent Design wordt een tegenstelling tussen geloof en wetenschap gesuggereerd die de meeste kerkmensen als een 19e-eeuws anachronisme ervaren.”
De terugkeer naar God zal dan ook alleen slagen, indien het godsbeeld waarvan de meeste Europeanen in het secularisatieproces afscheid hebben genomen, kritisch tegen het licht gehouden worden. „Liever dan van de terugkeer van God, zou ik dan ook willen spreken over de metamorfose van de godsidee. Niet elke terugkeer van religieuze verschijnselen als bedevaarten, kerkdiensten, wondergeloof, gebedsacties of witte marsen impliceert reeds de terugkeer van God. Van de terugkeer van het godsgeloof kunnen we pas spreken als de hele werkelijkheid -als betrokken op God en God als betrokken op de hele werkelijkheid- weer in het domein van het denken kan terugkeren.”