Hete herfst aan het agrarisch front
Het zou, zo was aanvankelijk de bedoeling, om slechts kleine aanpassingen gaan. Maar inmiddels blijkt het tegendeel. De tussenbalans van Europees commissaris Fischler inzake het gemeenschappelijk landbouwbeleid voorziet in drastische verdere hervormingen op dat terrein.
Woensdagmiddag presenteert de Oostenrijker in Brussel zijn voorstellen in het kader van de zogenaamde ”midterm review”. Ze zullen de komende maanden onderwerp zijn van moeilijke onderhandelingen tussen de ministers en -als het die niet lukt overeenstemming te bereiken- tussen de regeringsleiders van de vijftien lidstaten. Alles duidt erop dat er aan het agrarisch front een hete herfst wacht.
Fischler wil de directe inkomenssteun voor de boeren, die in het vorige decennium is ingevoerd als compensatie voor geringere prijssubsidies, stapsgewijs verminderen. Hij denkt aan een korting van 3 procent per jaar, oplopend tot een totaal van 20 procent in 2010.
De vergoeding uit de EU-kas zal bij de inwerkingtreding van de nieuwe opzet worden gebaseerd op de gemiddeld geïncasseerde uitkeringen in de voorbije periode. Voorts speelt voor de hoogte ervan een rol hoe een bedrijf omspringt met aspecten zoals het milieu, het dierenwelzijn en de kwaliteit van de producten die het aflevert ofwel de voedselveiligheid.
De betalingen blijven voortaan beperkt tot een maximum van 300.000 euro per aanvrager. Het te besparen geld verdwijnt in het potje voor het opknappen van het platteland. Verder ligt halverwege 2004 een verlaging met 5 procent van de interventieprijs van graan in het verschiet.
Tot zover de belangrijkste elementen uit het pakket dat de Europese Commissie voor de betrokken sector in petto heeft. De plannen houden een intensivering in van de ombuigingsoperatie die in de jaren negentig startte. Demissionair minister Brinkhorst merkt ze aan als „een revolutionaire en gedurfde aanpak.”
De wijzigingen betekenen een breuk met het oorspronkelijke subsidiesysteem, dat de agrariërs aanmoedigde tot een zo groot mogelijke output en dat resulteerde in forse overschotten. Fischler probeert de gelegenheid aan te grijpen om het roer om te gooien. Opiniepeilingen tonen aan dat in ieder geval de meerderheid van de bevolking, mede onder invloed van opeenvolgende incidenten en crises, een andere, meer groene benadering waardeert.
De weerzin tegen de industrialisering in deze tak van de economie groeit. Dioxinekippen, hormoonschandalen en ziekten zoals bse, varkenspest en mkz brengen de intensieve productiemethoden in diskrediet. Tevens moet er onder druk van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) meer marktwerking komen.
Toch belooft het in politiek opzicht een pittige discussie te worden. Met name Frankrijk, dat onder het huidige stelsel veruit de meeste financiële middelen uit Brussel opstrijkt, keert zich tegen de hervormingsdrang. In 1999 hebben de lidstaten op een top in Berlijn de EU-begroting vastgesteld voor de periode van 2000 tot en met 2006. Toen zijn, in wat heet ”Agenda 2000”, ook afspraken gemaakt over het landbouwbeleid, dat met een jaarlijkse uitgavenpost van ruim 40 miljard euro bijna de helft van het gezamenlijke budget opslokt. Parijs voelt er niets voor dat akkoord open te breken.
De recent aangetreden bewindsman Gaymard, die spreekt van „een contract met de Europese boeren”, heeft twee weken geleden tijdens beraad met zijn ambtgenoten al gewaarschuwd: „Wij steken niet de kop in het zand. We zijn er klaar voor om een fundamenteel debat te voeren, maar dat gebeurt pas tussen 2004 en 2006.”
Het dossier krijgt een extra zware lading doordat er samenhang bestaat met de uitbreiding van de Unie. De doelstelling is om voor eind december met tien kandidaat-leden de voorbereidende besprekingen over hun toetreding af te ronden, zodat zij in 2004 daadwerkelijk kunnen aansluiten. De inkomenssteun aan de boeren in het voormalige Oostblok vormt in het laatste stadium van dat overleg een heikele kwestie.
Fischler heeft eerder voorgesteld wat de directe toeslagen betreft te beginnen op een niveau van 25 procent van de bedragen die hun collega’s in het westen van het continent ontvangen en dat percentage geleidelijk op te trekken totdat in 2013 volledige gelijkheid is gerealiseerd. De regeringen van de nieuwe lidstaten beoordelen dat aanbod als onder de maat en als discriminerend, terwijl er binnen de EU in oude samenstelling enkele landen zijn die het juist te royaal vinden.
In Brussel worden ze aangeduid als ”de bende van vier”: Duitsland, Groot-Brittannië, Nederland en Zweden. Zij pleiten ervoor om -overigens conform Agenda 2000- helemaal geen toeslagen toe te kennen. Zij vrezen dat de landbouwpolitiek anders in de toekomst veel te duur uitpakt en dat hun burgers via de belastingafdrachten opdraaien voor die hoge rekening.
Niet toevallig omvat de groep juist die naties die op grond van de daarvoor geldende verdeelsleutels een fikse bijdrage leveren aan de gemeenschappelijke begroting. De Bondsrepubliek, die het kwartet aanvoert, weigert als de grote financier van de uitbreiding op te treden, benadrukt kanselier Schröder.
De dissidenten zullen uiteindelijk waarschijnlijk wel instemmen met directe betalingen voor de agrarische bedrijven in Oost-Europa, mits er een garantie ligt voor het terugdringen van die steun in de Unie als geheel. Geen infasering zonder perspectief op uitfasering, zoals die optie in het jargon heet.
Besloten is de finale onderhandelingen over deze lastige materie uit te stellen tot na de verkiezingen in Duitsland van 22 september. Zonder het risico van een electorale afstraffing beschikt de regering daar, onder Schröder of onder diens rivaal Stoiber, over meer vrijheid voor concessies, luidt de redenering.
De Deense premier Fogh Rasmussen, die gedurende de tweede helft van 2002 het voorzitterschap van de EU bekleedt, heeft al enkele malen opgeroepen geen koppeling aan te brengen tussen de landbouw en de uitbreiding. Hoe dan ook, vaststaat dat die thema’s in het najaar de politieke agenda in het verenigd Europa zullen beheersen.