Cultuur & boeken

Iedereen te vriend houden

Titel: ”Vergeefs onzijdig. Nederlands neutraliteit 1919-1940”
Auteur: Rolf Schuursma
Uitgeverij: Matrijs, Utecht, 2005
ISBN 90 534 5271 0
Pagina’s: 224
Prijs: € 24,95.

Drs. D. van Meeuwen
3 May 2006 08:09Gewijzigd op 14 November 2020 03:43

Met het hek van het Vredespaleis in Den Haag is iets aan de hand. Keizer Wilhelm II van Duitsland schonk het, in een tijd dat alle beschaafde grootmachten in Europa vonden dat men door conferenties de vrede moest bewaren. Die conferenties vonden plaats in Den Haag - Nederland was immers een vredelievend oord voor rustige overwegingen. Slechts enkele jaren later begon de Eerste Wereldoorlog, waarbij de schenker van het hek toch wel een heel oorlogszuchtige rol speelde. Nederlanders houden niet van oorlog. Ons land is overigens wel ontstaan vanuit een oorlog, maar na die Tachtigjarige Oorlog en een aantal min of meer gedwongen oorlogen in de zeventiende eeuw bleef ons volk het liefst onzijdig in internationale conflicten. Waarom stelde Nederland zich meestal neutraal op? En was dat altijd verstandig?

Daarover gaat het in het boek ”Vergeefs onzijdig. De ondertitel ”Nederlands neutraliteit 1919-1940” geeft precies aan over welke bewogen periode in de vaderlandse geschiedenis het gaat. Over deze jaren is al heel veel geschreven. Voegt dit boek nieuwe feiten toe aan wat we al weten? Dat niet, maar Rolf Schuursma beschrijft deze periode vanuit het thema hoe die actieve houding van onzijdigheid en neutraliteit de geschiedenis van Nederland in feite bepaalde en ons in mei 1940 uitleverde aan de machtshonger van Hitler. Een boeiende aanpak.

Het blijft natuurlijk de vraag of alles anders was gelopen als Nederland zich tot de tanden toe bewapend had en sterke bondgenoten had gezocht. Die gedachte oppert de schrijver ook wel, maar een geschiedschrijver houdt zich niet met die vragen bezig, hij beschrijft en interpreteert wat gebeurd is.

Missie
De schrijver gebruikt het begrip neutraliteit niet alleen voor de buitenlandse politiek van de regering in het interbellum, de tijd tussen de twee grote wereldoorlogen. In de zin van het volkenrecht is Nederland in de periode 1919-1940 maar acht maanden echt neutraal geweest. Namelijk na de inval van Duitsland in Polen op 1 september 1939, waarna ons land zich plotseling ging mobiliseren en waarbij de regering officieel verklaarde dat Nederland neutraal wenste te blijven.

Hij gebruikt het begrip neutraliteit veel breder in de zin van onzijdigheid als levenshouding. Die wens om onzijdig te blijven, die neutrale opstelling is een levenshouding van het volk geweest, die diep geworteld zat en waarvan het regeringsbeleid eigenlijk een logisch gevolg is geweest. Dat is de rode draad door het boek heen. Het gaat vooral over dat regeringsbeleid, maar ook als het gaat over bijvoorbeeld de economie, de defensie, de pers of de kerken wordt er vanuit het perspectief van de onzijdigheid geschreven.

Lukte die neutrale opstelling altijd? Tijdens de Eerste Wereldoorlog ging het net en daarom wilde Nederland er na de Vrede van Versailles mee doorgaan. Velen zagen die opstelling ook als een missie, Nederland moest het goede, vredelievende voorbeeld geven. Het hek van het Vredespaleis kon weer open voor internationale besprekingen die de vrede in Europa op het oog hadden.

Krampachtig
Toch werd die neutrale opstelling moeilijker. Nederland werd lid van de Volkenbond, opgericht als internationaal orgaan om de veiligheid te waarborgen. Maar eigenlijk sluit die deelname onzijdigheid uit. Want stel dat Nederland verplicht werd om in gezamenlijkheid militair op te treden tegen een agressief land? Daar voelde men niets voor, zelfs niet om het land ter beschikking te stellen als doorgangsroute voor een bevriende mogendheid. Dus daarom maakte men een voorbehoud bij artikel 16 van dit verdrag, evenals andere ’ex-neutrale’ landen.

Die onzijdigheid was helemaal niet vol te houden op economisch terrein. De protectiemaatregelen van Engeland en de Verenigde Staten maakten het voor onze handel niet eenvoudiger. De regering koos steeds meer voor handel met Duitsland, ook toen in 1933 het naziregime aan de macht kwam. Economisch waren we geleidelijk met handen en voeten gebonden aan het Derde Rijk en was er op dit terrein van neutraliteit geen sprake.

Naarmate Hitler steeds agressiever optrad werd het voor de Nederlandse regering moeilijker om die neutrale houding vol te houden. Minister-president Colijn, die van 1933 tot 1939 vier kabinetten leidde, zag dit wel maar probeerde naar binnen en naar buiten haast krampachtig aan die onzijdige houding vorm te geven. Niet te lelijk schrijven in de pers over de Duitse nazi’s. Om niet te veel anti-Duits te zijn werden Joodse vluchtelingen uit Duitsland bij de grens teruggestuurd.

In de buitenlandse politiek proberen Engeland te vriend te houden, want we hadden Engeland misschien wel nodig voor de verdediging van Nederlands-Indië. Kortom, Colijn voerde een politiek van appeasement. Houd iedereen te vriend. De Duitsers zullen heus wel van ons land afblijven. Dat geloofde hij en eigenlijk bijna iedereen tot mei 1940. Er kwam wat extra bewapening, maar volstrekt onvoldoende. „De geest van de natie was afkerig van defensie”, schreef L. de Jong.

Vakantie
De onzijdigheid was bijna ieders uitgangspunt. Zelfs de aanhangers van de NSB stonden in grote meerderheid achter dit standpunt. Het regeringsbeleid kon wat dat betreft op maximale steun rekenen. Achteraf kun je je verbazen over die wat naïeve opstelling, maar dat is een te gemakkelijk oordeel. Het was een feit dat de democratische landen allerwegen kozen voor een beleid van tegemoetkoming aan wat onvermijdelijk leek! Wie doorzag Hitlers ware bedoelingen? Enkelingen, zoals Churchill. Maar die kreeg het in Engeland ook pas voor het zeggen toen de Tweede Wereldoorlog al begonnen was. Toen bleek dat ook de Engelse en de Franse appeasementpolitiek geen enkel resultaat opgeleverd had.

Wie er slecht afkomt in dit boek is minister-president De Geer, de opvolger van Colijn. Op grond van goed gedocumenteerde bronnen wordt diens naïeve en zelfs onbegrijpelijke houding beschreven. Ook De Geer geloofde niet in een Duitse aanval. Het bleek wel uit zijn handelen. Toen de oorlogsdreiging in augustus 1939 ineens groot werd, riep men De Geer terug van zijn vakantie in het Schwarzwald in Duitsland. In plaats van direct te komen, zette hij zijn vakantie nog enige dagen voort.

Uiteindelijk kwam hij op 24 augustus toch naar Den Haag, waar hij nog gedaan kreeg om niet tot voormobilisatie over te gaan, zeer tegen de wens van minister van Buitenlandse Zaken Van Kleffen. Diezelfde middag kwam het kabinet met hartelijke instemming van koningin Wilhelmina weer bij elkaar om op grond van de laatste alarmerende berichten te besluiten toch tot voormobilisatie over te gaan. De heer De Geer was er niet bij, want hij was na de morgenvergadering weer vertrokken naar zijn vakantieadres in Velp. Symptomatisch voor zijn onvermogen om de zaken goed in te schatten en om het land te leiden in deze moeilijke maanden, zo oordeelde later de enquêtecommissie.

Tevergeefs
Toen kwam op 10 mei 1940 de oorlog in Nederland. Het maakte een verpletterende indruk. Hoe kon dit gebeuren in dit vredelievende land met een Vredespaleis als internationaal symbool? De droom van onzijdigheid en daardoor vrede werd volkomen verscheurd. Men had er tot op het laatst in geloofd. Het is veelzeggend hoe de grote historicus professor Geyl zijn frustraties beschreef in zijn brief van 8 juni 1940 aan zijn vriend Gerretson: „Ja, inderdaad ik ben een optimistische dwaas of een dwaze optimist geweest.”

De onzijdigheid was vergeefs geweest. Velen hebben na de Tweede Wereldoorlog zware kritiek gehad op die neutrale houding van de regering en de bevolking in het interbellum. De schrijver concludeert dat deze politiek van neutraliteit vergeefs is geweest, maar dat er in die jaren geen realistisch alternatief was. Engeland en Frankrijk waren niet van plan zich militair met Nederland in te laten. Pas tijdens de oorlog ontstond er een hecht bondgenootschap binnen het geallieerde kamp, dat later in de NAVO voortgezet en bevestigd werd. De periode van onzijdigheid lijkt definitief voorbij te zijn.

Rolf Schuursma schreef een goed boek, waarin naar mijn smaak wel te veel feiten staan. Soms krijgt het daardoor het karakter van een opsomming en komt de leesbaarheid in het gedrang. Enige voorkennis is dus handig. Maar de liefhebbers van de geschiedenis van de twintigste eeuw zullen geboeid raken door de problematiek die hij beschrijft. Ze zullen ook ervaren dat ze te maken hebben met een kenner van deze enerverende episode uit onze geschiedenis.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer