De Nieuwe Kerk
De Nieuwe Kerk aan het Spui in ’s-Gravenhage geldt als een hoogtepunt van de vroege protestantse kerkelijke architectuur in Nederland. Het bedehuis is gebouwd naar een ontwerp van Pieter Noorwits in de periode 1649-1656, nadat de Grote Kerk te klein was geworden.
Zoals veel kerken uit die tijd, heeft de Nieuwe Kerk een centraalbouw. Bijzonder is echter dat de kerk bestaat uit twee aan elkaar grenzende zeshoeken, die met elkaar zijn verbonden door een iets smaller deel. Daar is de preekstoel opgesteld. Deze indeling heeft alles te maken met de protestantse eredienst: de verkondiging van het Woord staat centraal en de gemeente schaart zich daaromheen.De kerk heeft een aantal belangrijke inventarisstukken: de stadhoudersbank, de herenbanken en het doophek met snijwerk van Engel Westerwout (1651). Het orgel, gebouwd door Joh. Duyschot in 1702, is voorzien van geschilderde luiken van Th. van der Schuer.
De kap van de kerk is uitzonderlijk vanwege de constructie. Nergens steunt de kap op kolommen of pijlers, hij wordt gedragen door vier steunberen en rust verder op de paviljoens. Door deze constructie ontstaat er een ononderbroken ruimte.
De Nieuwe Kerk, die vóór de demping van de Haagse grachten als het ware op een eiland lag, is nu omringd door nieuwbouw. In 1969 sloot het godshuis zijn deuren, om na een langdurige restauratie weer te openen als concertzaal. In de kerktuin bevindt zich het grafmonument van de zeventiende-eeuwse filosoof Baruch de Spinoza.
De Rijksdienst voor de Monumentenzorg in Zeist maakte een selectie van de meest representatieve monumenten uit het Nederlands bouwkundig erfgoed. Dit is het eerste deel in een serie van vijf over religieuze monumenten.