Koninklijk afscheid met toeters en bellen
ALMERE - Als het aan hem ligt, wordt het een groot muzikaal feest, waar het hele publiek aan meedoet. Boudewijn Zwart dirigeert zaterdag een 200 leden tellend koor als de koningin Almere verlaat. En omdat hij beiaardier is, bespeelt hij ook zijn rijdende carillon. „Het wordt een afscheid met toeters en bellen.”
Een bont gezelschap wordt het morgen. Zangers van het parochiekoor doen mee, maar ook leden van de protestantse cantorij, het interkerkelijk mannenkoor en het plaatselijke gospelkoor. De 43-jarige Zwart mag de menigte aanvuren. Hij doet dat vanachter zijn carillon. Lukt dat, spelen en zwaaien tegelijk? „Ik kan altijd nog met m’n haren dirigeren.”Boudewijn Zwart -kleinzoon van de legendarische Jan Zwart- is stadsbeiaardier van onder andere Zeewolde. Toen bekend werd dat koningin Beatrix op 29 april deze plaats wilde bezoeken, wist de burgemeester de weg naar Zwart snel te vinden. Of hij een koor wilde samenstellen om de vorstin na haar wandeling door Almere muzikaal uitgeleide te doen. Zwart hoefde geen seconde na te denken. „Natuurlijk doe ik zoiets. Ik ben Oranjegezind.”
Het repertoire morgen is kort maar krachtig: slechts één lied, met de titel ”Welgefeliciteerd majesteit”. „Waar de tekst vandaan komt, weet ik niet eens. Ik heb er zelf muziek bij gemaakt. Eenvoudig, want iedereen moet het lied mee kunnen zingen.” De muzikale happening duurt bij elkaar „hooguit vier minuten”, schat de dirigent. Toch moet hij al om negen uur ’s ochtends aanwezig zijn, „in verband met de veiligheid.” Zwart heeft zich voorgenomen de tijd goed te benutten. „We gaan vast inzingen en zullen het publiek volop inschakelen.”
Het is niet de eerste keer dat Zwart iets voor het koningshuis mag doen. „Vorig jaar december was de koningin aanwezig op het festijn ”Gouda bij kaarslicht”. Ik mocht de samenzang dirigeren. En bij de herdenking van de Vrede van Münster, in 1998, heb ik beiaard gespeeld. Beide keren heb ik de koningin heel even persoonlijk gesproken. Het viel me op dat ze zeer geïnteresseerd was.”
Zwart heeft een bijzondere band met Almere. „Er was daar eerder een carillon dan een supermarkt. Ik heb het dorp zien groeien vanuit mijn glazen beiaardiershokje in de toren.” Hij noemt Almere een zingende gemeenschap. „Er zijn veel koren hier. Ik vind dat prachtig, zeker als ze met zo’n gelegenheid als Koninginnedag samen optreden. Waar wordt er nog in het openbaar gezongen in Nederland? Bijna niet meer. Samen zingen doet weldadig aan in een samenleving die steeds individualistischer wordt.”
Omdat Zwart beiaardier is, heeft hij morgen zijn rijdende carillon bij zich. Hij heeft dat zelf laten bouwen. Het is een wagen met vijftig klokken erop, die samen 3000 kilo wegen. De beiaardier zit, zichtbaar voor het publiek, voor de klokken.
Niet alleen het carillon zal morgen klinken. „We hebben aan koorleden gevraagd toeters en bellen mee te nemen. En er worden potjes met zeepsop uitgedeeld om luchtbellen te blazen. We gaan er een groot muzikaal feest van maken.”
Contact met de Rijksvoorlichtingsdienst over het optreden heeft Zwart niet. „Mijn aanspreekpunt is Gerrit Wolthuis, een oud-schoolhoofd uit Almere. Een echte autoriteit. Hij coördineert alles.” Zwart is onder de indruk van de strenge veiligheidsmaatregelen die met zo’n bezoek gepaard gaan. „We weten sinds kort de exacte wandelroute van de koningin. Haar aankomstplaats is drie, vier keer veranderd, om mensen met verkeerde ideeën te misleiden. Stel je voor dat iemand denkt: Komt de koningin daar aan? Dan leg ik daar vast een bommetje neer.”
Hoewel Zwart uit een echt organistengeslacht stamt, heeft hij er geen spijt van dat hij beiaardier is geworden. „Ik bereik een breed publiek en vind het prachtig om tijdens mijn spel een hele stad als het ware onder een paraplu van Bach, Mozart of een psalm te zetten. Er wordt goed naar geluisterd. Dat hoor ik van anderen. Het mooiste applaus vind ik als mensen vragen: Mag ik een keer mee naar boven? Natuurlijk mag dat. Ik speel om die reden altijd met een open torendeur. Dat nodigt uit.”
Zwart houdt ervan „aparte dingen” te doen. „Ik ben ook beiaardier van de Amsterdamse Westertoren. Daar geef ik concerten met een watermuzikant. Hij vaart met zijn bootje door de gracht, maakt intussen muziek en ik reageer daarop vanaf de toren. De mensen vinden dat schitterend.”